past simple + past continuous

Past Simple vs. Past Continuous
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Past Simple vs. Past Continuous

Slide 1 - Tekstslide

Planning
Uitleg past simple
Uitleg past continuous 
Vragen met beide tijden door elkaar

Slide 2 - Tekstslide

Past Simple
- Feiten of gewoonten die in het verleden zijn gebeurd en helemaal klaar zijn. 

- Herkennen door signaalwoorden zoals:
- Yesterday
- Last week
- Last year
- Three days ago
- In 2017

Slide 3 - Tekstslide

Past Simple
Regelmatige werkwoorden:

Past simple =
Werkwoord + -ed

Walk -> walked
Talk -> talked

Onregelmatige werkwoorden:

Geen vaste regel, woorden moet je leren

See -> Saw
Speak -> Spoke

Slide 4 - Tekstslide

Past Simple
Hij ging vorige week naar de bioscoop ->

Slide 5 - Tekstslide

Past Simple
Hij liep vorige week naar de bioscoop ->
He walked to the cinema last week



Slide 6 - Tekstslide

Past Simple
Hij liep vorige week naar de bioscoop ->
He walked to the cinema last week

Ze reisde naar Amerika in 2018->




Slide 7 - Tekstslide

Past Simple
Hij liep vorige week naar de bioscoop ->
He walked to the cinema last week

Ze reisde naar Amerika in 2018->
She travelled to the United States in 2018




Slide 8 - Tekstslide

1. He ... (play) football last week
A
Play
B
Playing
C
Played
D
Playd

Slide 9 - Quizvraag

2. She ... (study) for the test last weekend
A
Study
B
Studied
C
Studyed
D
Studed

Slide 10 - Quizvraag

Past Continuous
- Wanneer iets op een bepaald moment in het verleden aan de gang was of wat je toen aan het doen was.

Regel:
Was/were + werkwoord + -ing

Slide 11 - Tekstslide

Past Continuous
Regel:
Was/were + werkwoord + -ing

Ik was een boek aan het lezen -> I was reading a book
Ze waren een film aan het kijken -> They were watching a movie


I -> was
he/she/it -> was
they/we -> were
you -> were

Slide 12 - Tekstslide

1. They ... (was/were) ... (have) fun
A
was have
B
was having
C
were having
D
were have

Slide 13 - Quizvraag

Nu een aantal vragen met beide tijden door elkaar heen
Let goed op signaalwoorden!

Slide 14 - Tekstslide

1. You ... (was/were) ... (eat) dinner
A
Was eat
B
Was eating
C
Were eat
D
Were eating

Slide 15 - Quizvraag

2. I ... (go) to school yesterday
A
Go
B
was going
C
Went
D
Wented

Slide 16 - Quizvraag

3. He ...(walk) his dog two hours ago
A
walk
B
was walking
C
walkd
D
walked

Slide 17 - Quizvraag

4. They ...(was/were) ...(buy) new shoes
A
was buying
B
were buying
C
was bought
D
bought

Slide 18 - Quizvraag

5. She ... (was/were) ... (feel) better
A
feeled
B
were feel
C
were feeling
D
was feeling

Slide 19 - Quizvraag