H2 Formuleren

H2 Formuleren
Foutieve samentrekking
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

H2 Formuleren
Foutieve samentrekking

Slide 1 - Tekstslide

Doelen
Aan het eind van deze les:
  • weet je wat een samentrekking is,
  • kun je beoordelen of een samentrekking juist is of foutief,
  • kun je een foutieve samentrekking verbeteren.


Slide 2 - Tekstslide

De woorden die je weglaat wanneer je twee zinnen samentrekt, moeten:

hetzelfde getal hebben (enkelvoud/meervoud),
 
dezelfde betekenis hebben én
 
dezelfde functie hebben (onderwerp, lijdend/meewerkend voorwerp)
Wanneer je een zin samentrekt, moeten de woorden die blijven staan én de woorden die je weglaat: 

Slide 3 - Tekstslide

De woorden die je weglaat wanneer je twee zinnen samentrekt, moeten:
                                  Hoe controleer je een samentrekking?

  1. Noteer de woorden die in het tweede deel van de zin zijn weggelaten (maak de samentrekking ongedaan)
     
  2.  Bepaal de functie, de betekenis en het getal van de woorden in het eerste deel van de zin. Doe daarna hetzelfde voor de woorden uit het tweede deel van de zin.

  3. Controleer of de functie, betekenis en het getal in beide gevallen hetzelfde zijn.   Ja -> samentrekking is correct
    Nee -> samentrekking is foutief. Je verbetert door de woorden die ten onrechte weggelaten zijn, alsnog in de zin te plaatsen. 

Slide 4 - Tekstslide

Wij bieden u een baan aan en hopen u volgende week te zien.

A
de samentrekking is goed
B
het is niet dezelfde functie
C
het is niet dezelfde betekenis
D
het is niet hetzelfde getal

Slide 5 - Quizvraag

Wij bieden u een baan aan en hopen u volgende week te zien.
1.
zin 1: Wij bieden u een baan aan (en) 
zin 2: wij hopen u volgende week te zien.
2. 
zin 1: wij = ow (mv)
zin 2: wij = ow (mv)

Functie, getal (en betekenis) zijn hetzelfde -> samentrekking is juist.

Slide 6 - Tekstslide

De conciërge zet de kratten frisdrank in het magazijn en daarna de vaatwasser uit.
A
de samentrekking is goed
B
het is niet dezelfde functie
C
het is niet dezelfde betekenis
D
het is niet hetzelfde getal

Slide 7 - Quizvraag

De conciërge zet de kratten frisdrank in het magazijn en daarna de vaatwasser uit.
1.
zin 1: De conciërge zet de kratten frisdrank in het magazijn (en) 
zin 2: de conciërge zet daarna de vaatwasser uit.
2. 
zin 1: de conciërge = ow (ev). 
zin 2: de conciërge = ow (ev).
(weg) zetten en uitzetten hebben een andere betekenis! 
Betekenis is niet hetzelfde -> samentrekking is foutief.

Slide 8 - Tekstslide

De conciërge zet de kratten frisdrank in het magazijn en zet daarna de vaatwasser uit.

Slide 9 - Tekstslide

Mijn laptop is stuk en dus naar de reparateur gebracht.

A
de samentrekking is goed
B
het is niet dezelfde functie
C
het is niet dezelfde betekenis
D
het is niet hetzelfde getal

Slide 10 - Quizvraag

Mijn laptop is stuk en dus naar de reparateur gebracht.
1.
zin 1: Mijn laptop is stuk (en dus) 
zin 2: mijn laptop is naar de reparateur gebracht.
2. 
zin 1: mijn laptop = ow (ev), is = kww (is stuk = nw-gezegde)
zin 2: mijn laptop = ow (ev), is = hww (is gebracht = ww-gezegde)

Mijn laptop: zelfde funtie, getal en betekenis
Is: functie is niet hetzelfde -> veranderen


Slide 11 - Tekstslide

Mijn laptop is stuk en is dus naar de reparateur gebracht.

Slide 12 - Tekstslide

De sporters vonden het benauwd in de sporthal en wilden enkele deuren openzetten.
A
de samentrekking is goed
B
het is niet dezelfde functie
C
het is niet dezelfde betekenis
D
het is niet hetzelfde getal

Slide 13 - Quizvraag

De sporters vonden het benauwd in de sporthal en wilden enkele deuren openzetten.
1.
zin 1: De sporters vonden het benauwd in de sporthal (en) 
zin 2: de sporters wilden enkele deuren openzetten.
2. 
zin 1: de sporters = ow (mv)
zin 2: de sporters = ow (mv)
 
Functie, getal en betekenis zijn hetzelfde -> samentrekking is juist.

Slide 14 - Tekstslide

In deze buurt worden winkels gebouwd en een park aangelegd.
A
de samentrekking is goed
B
het is niet dezelfde functie
C
het is niet dezelfde betekenis
D
het is niet hetzelfde getal

Slide 15 - Quizvraag

In deze buurt worden winkels gebouwd en een park aangelegd
1.
zin 1: In deze buurt worden winkels gebouwd (en)
zin 2: in deze buurt wordt een park aangelegd.
2. 
zin 1: in deze buurt = bwb, worden = mv
zin 2: in deze buurt = bwb, wordt = ev
 
Getal van worden is niet hetzelfde -> samentrekking is foutief.

Slide 16 - Tekstslide

In deze buurt worden winkels gebouwd en wordt een park aangelegd.

Slide 17 - Tekstslide

Carina had één rondje geschaatst en haar enkel verstuikt.
























De juf wordt toegezongen door alle leerlingen en de lokalen versierd.



A
de samentrekking is goed
B
het is niet dezelfde functie
C
het is niet dezelfde betekenis
D
het is niet hetzelfde getal

Slide 18 - Quizvraag

Carina had één rondje geschaatst en haar enkel verstuikt.
1.
zin 1: Carina had één rondje geschaatst (en) 
zin 2: Carina had haar enkel verstuikt.
2. 
zin 1: Carina = ow (ev), had = hww (had geschaatst)
zin 2: Carina = ow (ev), had = hww (had verstuikt)
 
Functie, getal en betekenis van informatie zijn hetzelfde -> samentrekking is juist

Slide 19 - Tekstslide

Hij spitte eerst de tuin om en daarna zijn papieren uit.























De juf wordt toegezongen door alle leerlingen en de lokalen versierd.



A
de samentrekking is goed
B
het is niet dezelfde functie
C
het is niet dezelfde betekenis
D
het is niet hetzelfde getal

Slide 20 - Quizvraag

Hij spitte eerst de tuin om en daarna zijn papieren uit.
1.
zin 1: Hij spitte eerst de tuin om (en) 
zin 2: hij spitte daarna zijn papieren uit.
2. 
zin 1: Hij = ow (ev)
zin 2: Hij = ow (ev)
 Omspitten en uitspitten hebben een andere betekenis!
Functie en getal zijn hetzelfde, betekenis niet -> samentrekking is foutief

Slide 21 - Tekstslide

Hij spitte eerst de tuin om en spitte daarna zijn papieren uit.

Slide 22 - Tekstslide

Doelen
Aan het eind van deze les:
  • weet je wat een samentrekking is,
  • kun je beoordelen of een samentrekking juist is of foutief,
  • kun je een foutieve samentrekking verbeteren.


Slide 23 - Tekstslide