H1 - Verbanden, formules, functies en vergelijkingen.

Een verband/relatie
Een verband/relatie is een samenhang tussen ten minste 2 entiteiten "zijnden"
(vaak met meetbare eigenschappen)

Simpel voorbeeld van een verband:
prijs = appels.in.kg x prijs.per.kg
De prijs.per.kg ligt op moment van kopen vast maar is feitelijk ook variabel.
De prijs staat in verband met het aantal kg dat ik wil kopen.

1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Een verband/relatie
Een verband/relatie is een samenhang tussen ten minste 2 entiteiten "zijnden"
(vaak met meetbare eigenschappen)

Simpel voorbeeld van een verband:
prijs = appels.in.kg x prijs.per.kg
De prijs.per.kg ligt op moment van kopen vast maar is feitelijk ook variabel.
De prijs staat in verband met het aantal kg dat ik wil kopen.

Slide 1 - Tekstslide

Een rekenregel, de formule.
Als ik weet wat de prijs.per.kg is (€ 3,98/kg), kan ik het verband omzetten in een rekenregel:
Prijs = 3,98 x Kilogram
of formule, een verkorte versie van de rekenregel:
P = 3,98 x K
P = 3,98 • K of nog korter
P = 3,98K

P = 3,98 x KG is fout, want:

P = 3,98•K•G vormt een heel andere formule.

De variabele mag maar uit 1 letter bestaan!!

Slide 2 - Tekstslide

Een functie
Een functie is een meer wiskundige schrijfwijze van een formule. Het gaat niet meer over appels en prijzen.
De functie wordt dan: f(x)= 3,98x, daarbij kan je aangeven voor welke waarden van x deze functie geldt.
Voor f(x) = 1/x  geldt de voorwaarde x ≠ 0 (delen door 0 kan niet)
Alle x-en die toegestaan zijn, vormen het domein.
Alle uitkomsten die daaruit ontstaan vormen het bereik.



Slide 3 - Tekstslide

Een vergelijking.
Bij een vergelijking ken je de uitkomst voor één specifieke x, en wil je weten welke x die uitkomst leverde. Terug naar de appels.
De gegevens zijn:  f(x) = 3,98x en ik heb € 4,89 betaald.
Dus: 3,98•x = 4,89

           x = 4,89/3,98 = 1,22864322
Ik heb dus (praktisch en afgerond) 1,23 kg aan appels gekocht.

Door de = ontstaat een vergelijking die hier voor slechts 1 uitkomst klopt. 

Slide 4 - Tekstslide

Linear relations/Lineaire verbanden.
De toename is evenredig.

Slide 5 - Tekstslide

The circle of . . . linear functions.
functie: f(x)= 3,98•x
x
0
1
2
3
f(x)
0
3,98
7,96
11,94

Slide 6 - Tekstslide

Exponential functions
Een bacterie deelt zich periodiek (= generatietijd) in tweeën. Dit herhaalt zich. Hier is de groeifactor?
Start aantal bacteriën = 1000
t  is de generatie (gen)
Formule:
Ook rente (bij sparen) over een aantal jaren, verloopt exponentieel.
periode
0
1
2
3
4
5
aantal
1000
2000
4000
8000
16000
32000
aantal=10002t
gen

Slide 7 - Tekstslide

De groeifactor vinden.
Met een factor wordt altijd een vermenigvuldigingsgetal bedoeld. Een factor:
  • > 1 betekent een toename;
  • < 1 betekent een afname.
Uit de tabel volgt de factor 0,6.
Bij radio-actieve stoffen spreekt men van halveringswaarde in %. Daar is de factor dus: ...... ?

Slide 8 - Tekstslide

Snijpunten van lineaire verbanden.
Als 2 lijnen snijden, voldoen het snijpunt (x , y) aan 2 voorwaarden.
Voor beide lijnen geldt dan:
  1. het x-getal ingevuld f en g;
  2. geeft hetzelfde y-getal.
Er geldt: f(x)=g(x) voor x = 2
Dat snijpunt is (2 , 4)

Slide 9 - Tekstslide

Vergelijking oplossen in 4 stappen (balans methode?)
Vind x:
stap
-2.x + 8
=
+1,5.x + 1
1
x - 8
- 5x - 8
-2.x + 8
=
+1,5.x - 7
2
-1,5.x      
 -1,5.x   ↓
-3,5.x     
=
+1,5   - 7
3
: 3,5       
        : 3,5
1.x
=
2
Vind y: stap 4
-2.x + 8 =    
-2.2 + 8 = 4

of
1,5.x + 1 =    
1,5.2 + 1 = 4

Slide 10 - Tekstslide