3m - L4 P2 - werden: tegenwoordige en verleden tijd

1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Planning
Woche 49 - Schritt 35 & 36
Woche 50  - Schritt 36 & 37
Woche 51  -  Schritt 37 
Weihnachtsferien
Woche 2: Schritt 38 & 39
Woche 3: Schritt 39 + oefen SO
Prüfungswoche: Toets 3

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

VERTAAL:
Sara wird morgen 15.

Slide 4 - Open vraag

VERTAAL:
Werdet ihr diesen Sommer reisen?

Slide 5 - Open vraag

werden -> betekenis (1)
worden

  • Morgen werde ich 16.
  • Ich will später Lehrerin werden.
  • Mein nächstes Fahrrad wird blau.
  • Ich werde verrückt!

uitleg

Slide 6 - Tekstslide

werden -> betekenis (2)
zullen, gaan ..., van plan zijn

  • Das werde ich nicht machen. 
  • Wir werden dich morgen besuchen. 
  • Thomas wird seine Hausaufgaben machen. 
  • Werdet ihr das Buch noch lesen?
uitleg

Slide 7 - Tekstslide

Hoe vervoeg je werkwoorden in het Duits?
schrijf het ezelsbruggetje op

Slide 8 - Woordweb

De basisuitgangen
ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
-e
-st
-t

-en
-t
-en
feesttenten
uitleg

Slide 9 - Tekstslide

Het werkwoord werden
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
wird
wirst
werde
werden
werden
werden

Slide 10 - Sleepvraag

ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
e
st
t

en
t
en
werden -> uitzondering
werd
werd
werd

werd
werd
werd

wirst
wird




du en er zijn onregelmatig. De rest van het werkwoord is regelmatig!
Let op de exta 'e'.

e
e


e
uitleg

Slide 11 - Tekstslide

En nu jij!
Je krijgt 8 vragen:
  • 4x multiple choice
  • 4x open

Kan jij werden al correct vervoegen?
uitleg

Slide 12 - Tekstslide

Ik word morgen 14.
Ich ... morgen 14.
1/8
A
werde
B
wirde
C
werd
D
wird

Slide 13 - Quizvraag

Zullen jullie lief zijn?
... ihr lieb sein?
2/8
A
Wirdet
B
Werd
C
Werdet
D
Werdt

Slide 14 - Quizvraag

Jij wordt later dierenarts.
Du ... später Tierarzt.
3/8
A
werdest
B
wirst
C
wirdst
D
wirdest

Slide 15 - Quizvraag

Thomas gaat ons helpen.
Thomas ... uns helfen.
4/8
A
werdet
B
wirst
C
werdest
D
wird

Slide 16 - Quizvraag

Word jij naar school gebracht?
... du zur Schule gebracht?

5/8

Slide 17 - Open vraag

Ik ga mijn vader helpen.
Ich ... meinem Vater helfen.
6/8

Slide 18 - Open vraag

Maria wordt beroemd.
Maria ... berühmt.
7/8

Slide 19 - Open vraag

Mein Opa und Oma ... für immer zusammenbleiben.
8/8

Slide 20 - Open vraag

Samenvatting
uitzondering:  werden

werden:                                          
ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
werde
wirst
wird

werden
werdet
werden
werden heeft 2 betekenissen:
  1. worden
  2. zullen/van plan zijn/gaan ...

Vertalen van gaan:
  • werden = van plan zijn, zullen
  • gehen = ergens naartoe
uitleg

Slide 21 - Tekstslide

  • Morgen ga ik je bellen. (van plan zijn -> werden)
  • Morgen ga ik naar oma. (naartoe -> gehen)
  • Gaan we nog afspreken? (zullen -> werden)
  • Gaan we nog? (naartoe -> gehen)

gaan: werden of gehen?
werden: zullen, gaan ..., van plan zijn
gehen: ergens naartoe
uitleg

Slide 22 - Tekstslide

En nu jij!
Je krijgt 4 multiple choice vragen.

Weet jij al wanneer je werden of gehen moet gebruiken?
uitleg

Slide 23 - Tekstslide

Ali will später Lehrer ...
1/4
uitleg/antwoord
Ali wil leraar worden -> werden
A
werden
B
gehen

Slide 24 - Quizvraag

Wir ... morgen nach
Deutschland fahren.
2/4
uitleg/antwoord
wij zijn van plan naar Duitsland te rijden -> werden
A
werden
B
gehen

Slide 25 - Quizvraag

Das ... ich echt nicht
machen!
3/4
uitleg/antwoord
dat zal ik echt niet doen! -> werden
A
werden
B
gehen

Slide 26 - Quizvraag

Gute Nacht, ich ...
ins Bett!
4/4
uitleg/antwoord
ik ga naar bed (toe) -> gehen
A
werden
B
gehen

Slide 27 - Quizvraag

verleden tijd
wurden = werden
würden = zouden

Slide 28 - Tekstslide

werden- wurden- würden
ich werde
du wirst
er wird
wir werden
ihr werdet
sie werden
ich bin geworden
ich wurde
du wurdest
er wurde
wir wurden
ihr wurdet
sie wurden
ich würde
du würdest
er würde
wir würden
ihr würdet
sie würden

Slide 29 - Tekstslide

En nu jij!
Je krijgt 8 vragen:
  • 4x multiple choice
  • 4x open

Kan jij werden al correct vervoegen?
uitleg

Slide 30 - Tekstslide

Ik werd gisteren 14.
Ich ... morgen 14.
1/8
A
würde
B
wurde

Slide 31 - Quizvraag

Zouden jullie helpen?
... ihr lieb sein?
2/8
A
Würdet
B
Wurdet

Slide 32 - Quizvraag

Hij werd geen dierenarts.
Er ... kein Tierarzt.
3/8
A
wurde
B
würde
C
wurdet
D
würdet

Slide 33 - Quizvraag

Thomas zou ons helpen.
Thomas ... uns helfen.
4/8
A
wurdet
B
würdet
C
wurde
D
würde

Slide 34 - Quizvraag

Werd jij naar school gebracht?
... du zur Schule gebracht?

5/8

Slide 35 - Open vraag

Ik zou mijn vader helpen.
Ich ... meinem Vater helfen.
6/8

Slide 36 - Open vraag

Maria werd beroemd.
Maria ... berühmt.
7/8

Slide 37 - Open vraag

Mein Opa und Oma ... für immer zusammenbleiben.
8/8

Slide 38 - Open vraag

ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
e
st
t

en
t
en
werden -> uitzondering
werd
werd
werd

werd
werd
werd

wirst
wird




du en er zijn onregelmatig. De rest van het werkwoord is regelmatig!
Let op de exta 'e'.

e
e


e
uitleg

Slide 39 - Tekstslide

Het werkwoord werden OVT
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
wurde
wurdest
wurde
wurden
wurdet
wurden

Slide 40 - Sleepvraag

Slide 41 - Tekstslide

Wat hebben we nodig voor de toekomende tijd?



- een hulpwerkwoord
> werden
- een heel werkwoord

Slide 42 - Tekstslide

Hoe ziet dat er in een zin uit?


Ich ......... im Ausland ................ .
Ich werde im Ausland arbeiten.

Ich .....  in die Türkei ........... .
Ich werde in die Türkei fahren.

Slide 43 - Tekstslide

  • Morgen ga ik je bellen. (van plan zijn -> werden)
  • Morgen ga ik naar oma. (naartoe -> gehen)
  • Gaan we nog afspreken? (zullen -> werden)
  • Gaan we nog? (naartoe -> gehen)

gaan: werden of gehen?
werden: zullen, gaan ..., van plan zijn
gehen: ergens naartoe
uitleg

Slide 44 - Tekstslide

Ali will später Lehrer ...
A
werden
B
gehen

Slide 45 - Quizvraag

Wir ... morgen nach
Deutschland fahren.
A
werden
B
gehen

Slide 46 - Quizvraag

Das ... ich echt nicht
machen!
A
werden
B
gehen

Slide 47 - Quizvraag

Gute Nacht, ich ...
ins Bett!
A
werden
B
gehen

Slide 48 - Quizvraag

Morgen ... wir nach Oberhausen.
A
werden
B
gehen

Slide 49 - Quizvraag

Dort ... wir Kanu fahren.
A
werden
B
gehen

Slide 50 - Quizvraag

Wij gaan een uitstapje (einen Ausflug) maken.

Slide 51 - Open vraag

Volgend weekeinde gaan wij met het vliegtuig naar Zwitserland.

Slide 52 - Open vraag

Studienführer
Voorbereiding voor les 4:
maken: Aufgabe 7 en Grammatik 1B (Aufgabe 4 t/m 6, Seite 223).

verwerkingsopdrachten na les 4:
maken: Grammatik 1B (Aufgabe 4 t/m 6, Seite 223).

Slide 53 - Tekstslide