22/9 Schrijven H1: zakelijke e-mail

Zakelijke e-mail schrijven
Schrijven H1
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Zakelijke e-mail schrijven
Schrijven H1

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning
  • Korte activiteit
  • Instructie
  • Werken 
  • Afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

DONDERDAG

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Huilen bij honger
Ontbijten met kattenvoer

Slide 4 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Huilen bij honger of ontbijten met kattenvoer, leg je keuze uit.

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Spelen met woorden: raadsels
Geef iedereen de kans om het raadsel op te lossen: roep je geen antwoorden door de klas, maar doe je het in je hoofd.
  • Lees eerst het raadsel en probeer hem in je hoofd op te lossen (schrijf je antwoord eventueel even in je schrift op)
  • Schrijf je antwoord in de volgende sheet.
  • Denk aan hoofdletters en leestekens.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom mogen bomen nooit voetballen?

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke worst is zonder 'r' ook worst?

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Je kan het horen, maar niet zien of aanraken, ook al is het onder jouw controle.

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Aan het einde van deze les:
  • weet ik hoe een goede, zakelijke e-mail opgebouwd is
  • heb ik geoefend met het schrijven van een zakelijke e-mail

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lees de volgende zinnen

Geachte meneer de Vries

Beste Claudia

Heeeeeeeeeey

Ha gozer, ga je mee naar de winkel?

Ik zou het zeer op prijs stellen dat u me spoedig belt

Groetjes

xoxoxoxoxoxoxoxo

Met vriendelijke groet


Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhaling

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdletters in zinnen
Meestal begin je een zin met een hoofdletter, ook als de zin begint met een afkorting of een naam die met een kleine letter begint.
Beste mevrouw Hooi,
Vandaag hebben we weer school.
Met vriendelijke groet,

Op deze regel zijn drie uitzonderingen:
  • Begint de zin met een apostrof, dan krijgt het tweede woord een hoofdletter.
‘s Avonds ga ik sporten.
  • Begint de zin met een symbool of cijfer, dan volgt er geen beginhoofdletter.
😉 is een veelgebruikte emoticon. 31 dagen telt deze maand.
  • Begint de zin met een ‘ij’, dan schrijf je beide letters met een hoofdletter.
IJverig studeerde hij voor zijn tentamen.


Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdletters
Het eerste woord van een zin begint met een hoofdletter.
Uitzonderingen:
  • Als de zin begint met een apostrof dan schrijf je het tweede woord met een hoofdletter.
 ‘s Middags doet mijn vader altijd een dutje.
  • Als een zin met een cijfer begint, krijg je geen hoofdletter.
 25 leraren waren ziek.

Namen schrijf je met een hoofdletter:
Eigen namen: Darrel, S. Hooi, Hooi, mevrouw Van Brink, mevrouw Van den Brink, Truus van den Brink
Aardrijkskundig: Dorpsstraat, Lisse, Noord-Holland, Nederland, Europa
Titels/namen: Misfit, De stad van de maskers, Feyenoord, Coca Cola, de Tweede Wereldoorlog, Tweede Kamerlid, Kerstmis, Fioretti College Lisse


Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leestekens
Je gebruikt een punt, vraagteken of uitroepteken aan het eind van een zin.
 Ik loop straks gezellig naar huis Gaan jullie morgen ook fietsen?   Zitten allemaal!

Je gebruikt een komma voor een verbindingswoord(voegwoord/signaalwoord). 
Morgen eet ik taart, omdat ik jarig ben.

Je gebruikt een komma tussen twee werkwoorden (vaak pv). 
Omdat ik graag bietjes lust, eten we dat vanavond.

Je gebruikt een komma ook bij een opsomming. Popcorn, ijs, chocolade, chips

Je gebruikt een komma ook om een zin o verzichtelijk te houden. De komma staat dan op de plaats waar je bij hardop lezen een pauze hoort.
Ik maak dat huiswerk morgen wel, vandaag hoeft dat toch nog niet af. Zijn ook twee zinnen!      

     

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zinnen
'Een zin is een verzameling woorden die in de juiste volgorde een complete en begrijpelijke tekst opleveren.'

Elke zin is een soort mededeling. Je wilt met elke zin iets zeggen. Je kunt zinnen ook aan elkaar verbinden door er een verbindingswoord tussen te plaatsen: de eerste zin +  komma + verbindingswoord + de tweede zin.
Ik ben vandaag moe. Ik ben te laat gaan slapen. 
Ik ben moe, omdat ik gisteren te laat ben gaan slapen. 
Ik ben gisteren te laat gaan slapen, daarom ben ik moe.

Je kan ook beginnen met een verbindingswoord. Dan komt de komma tussen de twee persoonsvormen.
Omdat ik gisteren te laat ben gaan slapen, ben ik moe.

Uitzondering: en, of
Ik ben gisteren te laat gaan slapen en ben (nu) moe.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een alinea?

'Een alinea is een verzameling zinnen die met elkaar samenhangen. Alinea’s zijn als het ware de bouwstenen van je tekst: de kleinere eenheden binnen het geheel. Elke alinea stelt één onderwerp centraal.'

Elke alinea begint op een nieuwe regel (na een ‘return’). 

Het woord alinea komt uit het Latijn en betekent letterlijk ‘nieuwe regel’. Letterlijk: ‘van de lijn af, van de regel af’.

Op websites en in (korte) brieven en mails staat vaak voor en na elke alinea een witregel.

In langere en gedrukte teksten, zoals brochures, artikelen, tijdschriften, kranten en boeken, komt er niet altijd een witregel. Wel springt de eerste regel van elke alinea vaak iets in (dat wil zeggen dat hij iets rechts van de linkerkantlijn begint).

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tekstopbouw/tekstdelen
Inleiding: de schrijver noemt het onderwerp van de tekst en wil de lezer nieuwsgierig maken.
 Dit kan op veel manieren, bijvoorbeeld:
• een gebeurtenis beschrijven;
• een mening over het onderwerp geven;
• een vraag over het onderwerp stellen.
Midden: het grootste deel van de tekst met de meeste informatie over het onderwerp. 
Gaat per alinea in op een deelonderwerp van het onderwerp. Tekstverbanden om het een lopende tekst te maken!
Slot:  meestal de laatste alinea, 
bijvoorbeeld:
• het belangrijkste wordt kort herhaald 
• er wordt naar de toekomst wordt gekeken
• de vraag uit de inleiding wordt beantwoorden


Vaak hebben ze een vaste structuur!

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nieuwe lesstof

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een voorbeeld van formeel taalgebruik is:
A
Hey man,
B
Hoi Sjonnie,
C
Beste meneer/mevrouw,
D
Hey, alles goed?

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gaat het in de onderstaande zin om formeel of informeel taalgebruik?

Geachte meneer Jansen,
A
formeel
B
informeel

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gaat het in de onderstaande zin om formeel of informeel taalgebruik?

Met mij is alles prima!
A
formeel
B
informeel

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Formeel
  • Formeel taalgebruik is taal die bijzonder
  • netjes is. Deze gebruik je voor bepaalde brieven of sommige ontmoetingen. 
  • Als je bijvoorbeeld met de burgermeester praat of in een sollicitatiebrief. 
  • Formeel taalgebruik is netjes en je gebruikt vaak u
in de zinnen.


Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Informeel
  • Informeel taalgebruik is voor gesprekken met vrienden, bekenden en familie. 
  • Je praat gezellig en gewoon in de je- en jij-vorm.


Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gaat het in de onderstaande zin om formeel of informeel taalgebruik?

Bij voorbaat dank voor uw reactie.
A
formeel
B
informeel

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gaat het in de onderstaande zin om formeel of informeel taalgebruik?

Laat je snel iets van je horen?
A
formeel
B
informeel

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Conventies 

Voor het schrijven van een brief zijn bepaalde afspraken gemaakt, die afspraken zorgen ervoor dat brieven er qua opbouw en lay-out, uiterlijk, hetzelfde uitzien. 

Die afspraken noemen we conventies. 



Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Conventies zakelijke e-mail 

Aan: *noem e-mailadres*

Onderwerp: *noem in een paar regels waar je e-mail over gaat*

witregel

Aanhef + komma (geachte.... / beste meneer ....)

witregel

*tekst e-mail. Je begint met een hoofdletter*

witregel

*afsluiting* (met vriendelijke groet)



Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je spreekt iemand aan met 'je' of 'jij'.
Je spreekt iemand aan met 'u'.
Je noemt diegene bij de achternaam en zegt 'meneer/mevrouw'.
Je noemt diegene bij de voornaam.
Je mag straattaal of jongerentaal gebruiken.
Je taalgebruik is netjes.
Formeel taalgebruik
Informeel taalgebruik

Slide 29 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Formeel taalgebruik

Wat betekent 'gelieve'?
A
wilt u
B
eerst

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Formeel taalgebruik

Wat betekent 'betreffende'?
A
over
B
hierbij

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht: lees de tekst
Beste Marjan,

Afgelopen week heb ik een rekenmachine gekocht bij jouw winkel. Het ding doet het na een week al niet meer. Belachelijk!!

Ik betaal toch zeker niet voor rommel? Ik wil mijn geld terug of een nieuwe rekenmachine. Volgende week dinsdag kom ik in de winkel langs. Dan kun je mij of mijn geld teruggeven of een nieuwe rekenmachine. Dan weet je er even iets van. 

Thanx alvast!!
Groetjes,

Karel

Slide 32 - Tekstslide

Zou je deze brief zo sturen?

Waarom wel of waarom niet?
Opdracht
  1. Bekijk de brief op de vorige slide nog een keer. Dit kun je natuurlijk niet sturen naar de winkel waar je hem gekocht hebt.
  2. Herschrijf de brief, zodat de brief wel verstuurd kan     worden. Let op het taalgebruik!
  3. Je levert de brief in Google Classroom in

Slide 33 - Tekstslide

Je krijgt van je docent de brief op de vorige slide op papier. 

Herschrijf de brief.
Opdracht: maak hier een formele/zakelijke tekst van
Beste Marjan,

Afgelopen week heb ik een rekenmachine gekocht bij jouw winkel. Het ding doet het na een week al niet meer. Belachelijk!!

Ik betaal toch zeker niet voor rommel? Ik wil mijn geld terug of een nieuwe rekenmachine. Volgende week dinsdag kom ik in de winkel langs. Dan kun je mij of mijn geld teruggeven of een nieuwe rekenmachine. Dan weet je er even iets van. 

Thanx alvast!!
Groetjes,

Karel
timer
10:00

Slide 34 - Tekstslide

Zou je deze brief zo sturen?

Waarom wel of waarom niet?
Werk voor deze les + huiswerk: 

Blz. 18/19, opdracht 1 en 2
+ nakijken en verbeteren in een andere kleur

Wat niet af is = huiswerk


timer
15:00

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Aan het einde van deze les:
  • weet ik hoe een goede, zakelijke e-mail opgebouwd is
  • heb ik geoefend met het schrijven van een zakelijke e-mail

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik weet hoe een goede, zakelijke e-mail opgebouwd is.
😒🙁😐🙂😃

Slide 37 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Ik weet hoe ik een goede, zakelijke e-mail moet schrijven.
😒🙁😐🙂😃

Slide 38 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Reflectie:
Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
Wat kan nog iets beter?

Slide 39 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Feedback:
Wat vond je fijn/goed aan deze les?
Wat zou je liever anders willen zien?

Slide 40 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies