23/9 Schrijven H1: zakelijke e-mail

timer
20:00
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

timer
20:00

Slide 1 - Tekstslide

Zakelijke e-mail schrijven
Schrijven H1

Slide 2 - Tekstslide

Planning
  • Instructie
  • Werken 
  • Afsluiten

Slide 3 - Tekstslide

Schrijf drie dingen op die je
van de vorige les hebt onthouden.

Slide 4 - Woordweb

Leerdoelen
Aan het einde van deze les:
  • weet ik hoe een goede, zakelijke e-mail opgebouwd is
  • heb ik geoefend met het schrijven van een zakelijke e-mail

Slide 5 - Tekstslide

Herhaling

Slide 6 - Tekstslide

Hoofdletters in zinnen
Meestal begin je een zin met een hoofdletter, ook als de zin begint met een afkorting of een naam die met een kleine letter begint.
Beste mevrouw Hooi,
Vandaag hebben we weer school.
Met vriendelijke groet,

Op deze regel zijn drie uitzonderingen:
  • Begint de zin met een apostrof, dan krijgt het tweede woord een hoofdletter.
‘s Avonds ga ik sporten.
  • Begint de zin met een symbool of cijfer, dan volgt er geen beginhoofdletter.
😉 is een veelgebruikte emoticon. 31 dagen telt deze maand.
  • Begint de zin met een ‘ij’, dan schrijf je beide letters met een hoofdletter.
IJverig studeerde hij voor zijn tentamen.


Slide 7 - Tekstslide

Hoofdletters
Het eerste woord van een zin begint met een hoofdletter.
Uitzonderingen:
  • Als de zin begint met een apostrof dan schrijf je het tweede woord met een hoofdletter.
 ‘s Middags doet mijn vader altijd een dutje.
  • Als een zin met een cijfer begint, krijg je geen hoofdletter.
 25 leraren waren ziek.

Namen schrijf je met een hoofdletter:
Eigen namen: Darrel, S. Hooi, Hooi, mevrouw Van Brink, mevrouw Van den Brink, Truus van den Brink
Aardrijkskundig: Dorpsstraat, Lisse, Noord-Holland, Nederland, Europa
Titels/namen: Misfit, De stad van de maskers, Feyenoord, Coca Cola, de Tweede Wereldoorlog, Tweede Kamerlid, Kerstmis, Fioretti College Lisse


Slide 8 - Tekstslide

Leestekens
Je gebruikt een punt, vraagteken of uitroepteken aan het eind van een zin.
 Ik loop straks gezellig naar huis Gaan jullie morgen ook fietsen?   Zitten allemaal!

Je gebruikt een komma voor een verbindingswoord(voegwoord/signaalwoord). 
Morgen eet ik taart, omdat ik jarig ben.

Je gebruikt een komma tussen twee werkwoorden (vaak pv). 
Omdat ik graag bietjes lust, eten we dat vanavond.

Je gebruikt een komma ook bij een opsomming. Popcorn, ijs, chocolade, chips

Je gebruikt een komma ook om een zin o verzichtelijk te houden. De komma staat dan op de plaats waar je bij hardop lezen een pauze hoort.
Ik maak dat huiswerk morgen wel, vandaag hoeft dat toch nog niet af. Zijn ook twee zinnen!      

     

Slide 9 - Tekstslide

Zinnen
'Een zin is een verzameling woorden die in de juiste volgorde een complete en begrijpelijke tekst opleveren.'

Elke zin is een soort mededeling. Je wilt met elke zin iets zeggen. Je kunt zinnen ook aan elkaar verbinden door er een verbindingswoord tussen te plaatsen: de eerste zin +  komma + verbindingswoord + de tweede zin.
Ik ben vandaag moe. Ik ben te laat gaan slapen. 
Ik ben moe, omdat ik gisteren te laat ben gaan slapen. 
Ik ben gisteren te laat gaan slapen, daarom ben ik moe.

Je kan ook beginnen met een verbindingswoord. Dan komt de komma tussen de twee persoonsvormen.
Omdat ik gisteren te laat ben gaan slapen, ben ik moe.

Uitzondering: en, of
Ik ben gisteren te laat gaan slapen en ben (nu) moe.

Slide 10 - Tekstslide

Wat is een alinea?

'Een alinea is een verzameling zinnen die met elkaar samenhangen. Alinea’s zijn als het ware de bouwstenen van je tekst: de kleinere eenheden binnen het geheel. Elke alinea stelt één onderwerp centraal.'

Elke alinea begint op een nieuwe regel (na een ‘return’). 

Het woord alinea komt uit het Latijn en betekent letterlijk ‘nieuwe regel’. Letterlijk: ‘van de lijn af, van de regel af’.

Op websites en in (korte) brieven en mails staat vaak voor en na elke alinea een witregel.

In langere en gedrukte teksten, zoals brochures, artikelen, tijdschriften, kranten en boeken, komt er niet altijd een witregel. Wel springt de eerste regel van elke alinea vaak iets in (dat wil zeggen dat hij iets rechts van de linkerkantlijn begint).

Slide 11 - Tekstslide

Tekstopbouw/tekstdelen
Inleiding: de schrijver noemt het onderwerp van de tekst en wil de lezer nieuwsgierig maken.
 Dit kan op veel manieren, bijvoorbeeld:
• een gebeurtenis beschrijven;
• een mening over het onderwerp geven;
• een vraag over het onderwerp stellen.
Midden: het grootste deel van de tekst met de meeste informatie over het onderwerp. 
Gaat per alinea in op een deelonderwerp van het onderwerp. Tekstverbanden om het een lopende tekst te maken!
Slot:  meestal de laatste alinea, 
bijvoorbeeld:
• het belangrijkste wordt kort herhaald 
• er wordt naar de toekomst wordt gekeken
• de vraag uit de inleiding wordt beantwoorden


Vaak hebben ze een vaste structuur!

Slide 12 - Tekstslide

Nieuwe lesstof

Slide 13 - Tekstslide

Formeel taalgebruik
Informeel taalgebruik
''Geachte ...''
Whatsapp-bericht
''Lieve oma,''
Sollicitatiebrief
''Groetjes!''
''Ik hoor graag van u!''
Emoji's 
Deftig
Krantenartikel
Recensie
E-mail aan een docent

Slide 14 - Sleepvraag

Formeel taalgebruik

Wat betekent 'bij dezen'?
A
daarom
B
hierbij

Slide 15 - Quizvraag

Gaat het in de onderstaande zin om formeel of informeel taalgebruik?

Met vriendelijke groet,
A
formeel
B
informeel

Slide 16 - Quizvraag

Formeel
  • Formeel taalgebruik is taal die bijzonder
  • netjes is. Deze gebruik je voor bepaalde brieven of sommige ontmoetingen. 
  • Als je bijvoorbeeld met de burgermeester praat of in een sollicitatiebrief. 
  • Formeel taalgebruik is netjes en je gebruikt vaak u
in de zinnen.


Slide 17 - Tekstslide

Informeel
  • Informeel taalgebruik is voor gesprekken met vrienden, bekenden en familie. 
  • Je praat gezellig en gewoon in de je- en jij-vorm.


Slide 18 - Tekstslide

Gaat het in de onderstaande zin om formeel of informeel taalgebruik?

Beste Kees,
A
formeel
B
informeel

Slide 19 - Quizvraag

Conventies 

Voor het schrijven van een brief zijn bepaalde afspraken gemaakt, die afspraken zorgen ervoor dat brieven er qua opbouw en lay-out, uiterlijk, hetzelfde uitzien. 

Die afspraken noemen we conventies. 



Slide 20 - Tekstslide

Conventies zakelijke e-mail 

Aan: *noem e-mailadres*

Onderwerp: *noem in een paar regels waar je e-mail over gaat*

witregel

Aanhef + komma (geachte.... / beste meneer ....)

witregel

*tekst e-mail. Je begint met een hoofdletter*

witregel

*afsluiting* (met vriendelijke groet)



Slide 21 - Tekstslide

Werk voor deze les + huiswerk: 

Blz. 18/19,opdracht 2, vraag 5 + opdracht 3 in tweetallen.
Voorwaarden, anders moet je het alleen maken:
--> fluisterstem
--> beiden zijn echt actief met de opdracht bezig 
--> beiden schrijven de e-mail en leveren die in de Classroom in
--> je geeft echt feedback aan het tweetal waar je mee uitwisselt.

+ nakijken en verbeteren in een andere kleur

Wat niet af is = huiswerk


timer
20:00

Slide 22 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het einde van deze les:
  • weet ik hoe een goede, zakelijke e-mail opgebouwd is
  • heb ik geoefend met het schrijven van een zakelijke e-mail

Slide 23 - Tekstslide

Ik weet hoe een goede, zakelijke e-mail opgebouwd is.
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Poll

Ik weet hoe ik een goede, zakelijke e-mail moet schrijven.
😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Poll

Reflectie:
Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
Wat kan nog iets beter?

Slide 26 - Open vraag

Feedback:
Wat vond je fijn/goed aan deze les?
Wat zou je liever anders willen zien?

Slide 27 - Open vraag