Starttaal Instap thema 3 in en om het huis

Starttaal Instap
Nederlands
---
Thema 3  (taak A)
In en om het huis
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Starttaal Instap
Nederlands
---
Thema 3  (taak A)
In en om het huis

Slide 1 - Tekstslide

welke dag en datum is het vandaag?

Slide 2 - Open vraag

Welk seizoen is het nu?

A
Winter
B
Zomer
C
Herfst
D
Lente

Slide 3 - Quizvraag

Doel van de les:

  •  Herhaling woorden (vorige les)
  •  instructie lezen en uitvoeren​
  •  Ik begrijp de pictogrammen veiligheidswaarschuwingen​
  •  Ik kan een kalender lezen​










Slide 4 - Tekstslide

Kijk naar de foto.
Wat wordt er bedoeld met 14/04/2022?
A
de houdbaarheidsdatum
B
de gebruiksaanwijzing
C
de ingrediënten
D
het bewaaradvies

Slide 5 - Quizvraag

Kijk naar de foto.
Dit zijn . . . . . . .
voor spaghetti Bolognaise.
A
de instructies
B
de gebruiksaanwijzingen
C
de ingrediënten
D
het kookspullen

Slide 6 - Quizvraag

Kijk naar de foto.
Welk woord hoort bij
1 KG?
A
de benodigdheden
B
de ingrediënten
C
het recept
D
de inhoud

Slide 7 - Quizvraag

Welk woord hoort bij het plaatje?
A
de houdbaarheidsdatum
B
de gebruiksaanwijzing
C
de ingrediënten
D
het bewaaradvies

Slide 8 - Quizvraag

Kijk goed naar het plaatje

Slide 9 - Tekstslide

Wat zag je op het plaatje?
A
Pictogrammen
B
Een recept voor wraps
C
Een e-mail voor een gerecht
D
Een recept voor pannenkoeken

Slide 10 - Quizvraag

Welk woord hoort bij het plaatje?
A
de pictogrammen
B
de gebruiksaanwijzing
C
de ingrediënten
D
de instructie

Slide 11 - Quizvraag

Handschoenen verplicht
Nooduitgang
Verboden voor honden
Hier is een dokter
Verboden te roken
Afval in de prullenbak 

Slide 12 - Sleepvraag

Een instructie =
A
Welke spullen je moet kopen
B
Hoeveel er in een pak zit
C
In stappen uitleggen wat je moet doen
D
Informatie over gevaren

Slide 13 - Quizvraag

Instructie-taal
1. Uitleg in stappen
2. De stappen staan in een volgorde (stap 1, stap 2 . . .)
3 Elke zin begint met een werkwoord (gebiedende wijs-de IK-vorm)
4 Vaak staan er plaatjes bij
 Bijvoorbeeld: 
1. Open het blik
2. Pak 2 tomaten. 
3. Snijd de tomaten in kleine stukjes.

Slide 14 - Tekstslide

Wat is een instructie?
A
Wil je naar de deur lopen?
B
Jij loopt naar de deur en doet het licht aan.
C
Loop naar de deur , doe het licht aan.
D
Wat fijn dat jij het licht aan wilt doen!

Slide 15 - Quizvraag

Nu de kalender
Kalenders aflezen

Slide 16 - Tekstslide

Bekijk de afvalkalender
Op welke dag wordt het papier opgehaald?

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide