Question Tags

Question Tags
Korte vraagjes

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Question Tags
Korte vraagjes

Slide 1 - Tekstslide

Question Tags
Grammar is cool, isn't it?
Hierboven zie je een voorbeeld van een question tag. 
Een question tag is de korte vraag aan het einde van de zin. 
Je vraagt eigenlijk: 'klopt dat?' of 'Ben je het ermee eens?' 
In het Nederlands gebruik je dan: 'vind je niet?', 'toch?', 'hè?' 
 In het Engels is er een regel voor het maken van deze  
question tags. 

Slide 2 - Tekstslide

Question Tags
Hoe maak je een question tag? 

De regel:  
Na een bevestigende zin (+) is de tag ontkennend (-) 
Na een ontkennende zin (-) is de tag bevestigend (+)

Slide 3 - Tekstslide

Question Tags
Voorbeelden: 
He is a teacher at this school, isn't he? 
(Zin voor de komma = + dus na de komma = - ) 
 
They can't speak Dutch, can they? 
(zin voor de komma = - dus na de komma = + )

Slide 4 - Tekstslide

Question tags
Als je een question tag wilt maken moet je werkwoorden uit het eerste deel van de zin herhalen.  
Dit zijn de vormen van het werkwoord to be (am/is/are) of hulpwerkwoorden (can, have, Should, could, would) .

Slide 5 - Tekstslide

Question Tags
Voorbeelden 
They are working hard, aren't they?  
You can speak English, can't you? 
He doesn't go to school every day, does he?

Slide 6 - Tekstslide

Question tags
Naast dat je het werkwoord uit het eerste gedeelte herhaalt moet je ook het onderwerp herhalen. 
Het onderwerp van de zin moet je soms vervangen door I, you, he, she, it, we, they of there. 
Staat er een naam of bijvoorbeeld 'The boy' of 'The girl' dan moet je in de question tag he of she gebruiken. 

Slide 7 - Tekstslide

Question tags
Voorbeelden 
Karen is quite a good singer, isn't she? 
They aren't at home, are they?  
Brad and Brenda are married, aren't they? 

Slide 8 - Tekstslide

Question Tags: Samenvatting
Na een bevestigende zin (+) is de tag ontkennend (-)  
Na een ontkennende zin (-) is de tag bevestigend (+) 
Je herhaalt de vorm van het werkwoord to be (am/is/are) of hulpww (can, have, Should, could, would).  
Je herhaalt het onderwerp. Soms moet je dit vervangen door  
he, she, it, we, you, they. 

Slide 9 - Tekstslide

Question Tags: Uitzondering
Er is 1 uitzondering op de regel!

I am going to grandma this weekend, aren't I?

Slide 10 - Tekstslide

Let's practise
Beantwoord de volgende meerkeuzevragen door de juiste question tag te kiezen. 

Slide 11 - Tekstslide

He is a good singer, …………?
A
is he
B
isn't he
C
he is
D
he isn't

Slide 12 - Quizvraag

You're a big fan,.....?
A
are you
B
aren't you
C
you are
D
you aren't

Slide 13 - Quizvraag

They aren't married,.....?
A
are they
B
aren't they
C
they are
D
they aren't

Slide 14 - Quizvraag

He can help you,...….?
A
can he
B
can't he
C
he can
D
he can't

Slide 15 - Quizvraag

It's great that you're here, …..?
A
isn't it
B
is it
C
are you
D
aren't you

Slide 16 - Quizvraag

Janice doesn't like you, ……..?
A
does she
B
doesn't she
C
she does
D
she doesn't

Slide 17 - Quizvraag

Exercise 2
Nu volgen er een aantal open vragen. 
Je moet zelf de question tag maken. 
Lees de zin voor de komma goed en maak de question tag. 
Succes!

Slide 18 - Tekstslide

Vera is Bob's sister, ……..?

Slide 19 - Open vraag

You aren't family, …….?

Slide 20 - Open vraag

We have told you this before,...….?

Slide 21 - Open vraag

Gerard isn't a big football fan, ………?

Slide 22 - Open vraag

The cat isn't drinking the milk, ……..?

Slide 23 - Open vraag

Denk je dit nu onder de knie te hebben?
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Poll