Je weet dat een auteur samenhang in zijn tekst aanbrengt door verbanden te leggen. Je kent al een aantal tekstverbanden: chronologisch, opsommend, samenvattend, tegenstellend en toelichtend verband. In de tabel vind je nog een paar verbanden.
Jan gaat binnenkort werken. Hij is klaar met zijn studie.
Hij vond het studentenleven mooi. Er breekt een tijd aan van minder lol en meer structuur.
De ex-student zal zijn studievrienden minder zien.
We zullen hem niet zo vaak in de kroeg aantreffen.
Er gaat veel veranderen in zijn leven.