3.8 Spelling

1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhaling persoonsvorm
1e werkwoord in de zin
Zin vragen maken en/of in verleden tijd zetten

De man fietst naar het station.
Fietst de man naar het station?
De man fietste naar het station.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3.8 Spelling
Lesdoelen
  •  hoe je sterke werkwoorden in de verleden tijd spelt;

  • hoe je het meervoud op -en van zelfstandig naamwoorden schrijft;

  • • acht dicteewoorden. 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Sterke werkwoorden
  • Er zijn veel sterke werkwoorden.

  • Sterke werkwoorden veranderen van klank als ze van tijd veranderen.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sterke werkwoorden
Ezelsbruggetje: 

  • Een sterk werkwoord is sterk genoeg om van klank te veranderen.
  • Een zwak werkwoorden is te zwak om van klank te veranderen.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sterke werkwoorden
Hebben een voltooid deelwoord dat eindigt op -en

Gesprongen

Gezwommen

Gevallen

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Als je de tijd van het werkwoord kopen verandert, verandert de klank
A
kopen is een sterk werkwoord
B
kopen is een zwak werkwoord

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als je de tijd van het werkwoord vragen verandert verandert de klank
A
vragen is een sterk werkwoord
B
vragen is een zwak werkwoord

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk werkwoord is sterk?
A
huilen
B
fietsen
C
slaan
D
schoppen

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

welk werkwoord is niet sterk?
A
hangen
B
vallen
C
koken
D
kijken

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk voltooid deelwoord hoort bij het werkwoord sluipen?
A
sluipten
B
gesluipen
C
slopen
D
geslopen

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk voltooid deelwoord hoort bij het werkwoord lezen?
A
gelezen
B
las
C
gelazen
D
geleesde

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

D of T?
Wil je weten of een sterk werkwoord op een -d of een -t eindigt? Maak het woord langer, dan hoor je het:
vond of vont? langer maken: vonden
dus: vond

beet of beed? langer maken: beten
dus: beet

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sterk of zwak?

BLAZEN
A
sterk werkwoord
B
zwak werkwoord

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sterk of zwak?

STOFZUIGEN
A
sterk werkwoord
B
zwak werkwoord

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sterk of zwak?

STELEN
A
sterk werkwoord
B
zwak werkwoord

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sterk of zwak?

SCHRIKKEN
A
sterk werkwoord
B
zwak werkwoord

Slide 19 - Quizvraag

deze kan allebei
Sterk of zwak?

LACHEN
A
sterk werkwoord
B
zwak werkwoord

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sterk of zwak?

SCHEREN
A
sterk werkwoord
B
zwak werkwoord

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sterke werkwoorden

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandige naamwoorden
Zelfstandige naamwoorden zijn woorden waar je een lidwoord voor kunt zetten. Je gebruikt ze voor mensen, dieren, dingen, plaatsen en voor namen ( ook al kun je daar soms geen lidwoord voor zetten). 

Gevoelens zijn ook zelfstandige naamwoorden.


Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Meervoud van buur

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Meervoud van dief

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Meervoud van spul

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Meervoud van spoor

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Meervoud van huis

Slide 31 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Uitzonderingen

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meervoud van piano

Slide 33 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Meervoud van logé

Slide 34 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Meervoud van studie

Slide 35 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Meervoud van tafel

Slide 36 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan het werk
3.8 Spelling

Bladzijde 177 t/m 182
Opdracht 1 t/m 11

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
Werk op de digitale methode. 
Maak t/m vraag 11-2

3.5, 3.7 en 3.8 moeten volgende week af zijn. 

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies