Vragenuurtje

Vragenuurtje
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Vragenuurtje

Slide 1 - Tekstslide

Heb je specifieke vragen? Zijn er onderwerpen die beslist nog even aangesneden zouden moeten worden tijdens dit vragenuurtje?

Slide 2 - Open vraag

Rode bloedcellen
Witte bloedcellen
Bloedplaatjes
Zuurstoftransport
Bevat een celkern
Altijd een vaste ronde vorm
Bloedstolling
Ziekteverwekkers onschadelijk maken
Hemoglobine

Slide 3 - Sleepvraag

Slide 4 - Tekstslide

Zuurstofrijk
Koolstofdioxide rijk
Nierslagader
Aorta
Nierader
Holle ader
Poortader
Longslagader
longader
Navelstrengslagader

Slide 5 - Sleepvraag

Slide 6 - Tekstslide

Hoe heet onderdeel 10?
A
Linkerboezem
B
Linkerkamer
C
Rechterboezem
D
Rechterkamer

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

Welke kleppen zijn geopend tijdens de systole van de kamers?
A
Alleen hartkleppen
B
Alleen halvemaanvormige kleppen
C
Zowel hartkleppen als halvemaanvormige kleppen

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

Welke stelling is/zijn juist?
1. Lymfeknopen zuiveren lymfe van ziekteverwekkers
2. Lymfeknopen maken lymfe
A
Alleen stelling 1
B
Alleen stelling 2
C
Zowel stelling 1 als stelling 2

Slide 11 - Quizvraag

Bij een mens komt een rode bloedcel, die het hart verlaat, meestal door 1 haarvatennet, voordat deze cel terugkomt in het hart.

Een uitzondering hierop vormt een rode bloedcel die terecht komt in
A
darmslagader
B
kransslagader
C
leverslagader
D
longslagader

Slide 12 - Quizvraag

Dissimilatie
Assimilatie
Glycolyse
Lichtreactie
Donkerreactie
Decarboxylering
Citroenzuurcyclus
Oxidatieve fosforylering
Calvin cyclus

Slide 13 - Sleepvraag

Lichtreactie
Donkerreactie
Vormt NADPH
Vormt ATP
Gebruikt ATP
Gebruikt NADPH
Gebruikt elektronen uit water
Vormt O2
Gebruikt CO2
Vorming Glyceraldehyde-3-fosfaat
Elektronentransportketen

Slide 14 - Sleepvraag

Slide 15 - Tekstslide

Een afname van de lichtintensiteit zorgt uiteindelijk voor een
A
hogere protongradiënt
B
lagere protongradiënt
C
zelfde protongradiënt

Slide 16 - Quizvraag

Bij een afname van de lichtintensiteit wordt er
A
evenveel NADPH gevormd
B
minder NADPH gevormd
C
dezelfde hoeveelheid NADPH gevormd

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide

(Mitochondrium) - Een toename van de elektronenstroom zorgt voor een
A
afname van de protongradiënt
B
toename van de protongradiënt
C
toename van de omzetting van FAD+ in FADH2
D
toename van de omzetting van H2O in O2

Slide 19 - Quizvraag

Er vindt dissimilatie van glucose plaats. Neemt de hoeveelheid anorganisch fosfaat toe of af of blijft dit gelijk?
A
Neemt toe
B
Neemt af
C
Blijft gelijkt

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Tekstslide

Bij welke omzetting of bij welke van onderstaande omzettingen wordt vrijkomende energie gebruikt voor het maken van ATP?
A
omzetting van pyrodruivenzuur in alcohol
B
omzetting van glucose in pyrodruivenzuur
C
omzetting van pyrodruivenzuur in melkzuur

Slide 22 - Quizvraag

Bij gebrek aan zuurstof vindt
A
de glycolyse niet plaats
B
de citroenzuurcyclus niet plaats
C
de oxidatieve fosforylering wel plaats

Slide 23 - Quizvraag

Mitochondrien bevatten enzymen voor de omzetting van
A
glucose in pyrodruivenzuur
B
een koolstofverbinding in ethanol of melkzuur (lactaat)
C
een koolstofverbinding in koolstofdioxide en water(stof)

Slide 24 - Quizvraag

Anaerobe dissimilatie (dierlijke cel)
Anaerobe dissimilatie (gist)
Melkzuurgisting
Alcoholgisting
CO2-productie

Slide 25 - Sleepvraag

Slide 26 - Tekstslide