Grammatica D: Voornaamwoorden

WELKOM TERUG!
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

WELKOM TERUG!

Slide 1 - Tekstslide

Huiswerk bespreken
Het huiswerk was:


Grammatica woordsoorten

C. Werkwoord (blz. 96)
Leren: blz. 162/163 HB (niet de tijden)

Maken: Opdracht 4, 7, 8, 9






































Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Even terug naar de vorige les...
  • Werkwoorden

Slide 4 - Tekstslide

Wat is het koppelwerkwoord?
Karel schijnt jarig te zijn.

Slide 5 - Open vraag

Ik ben naar huis gelopen.
Het laatste werkwoord is een:
A
koppelwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord
C
hulpwerkwoord

Slide 6 - Quizvraag

Dat boek van jou lijkt me erg goed.
lijkt = ...

A
hulpwerkwoord
B
koppelwerkwoord
C
zelfstandig werkwoord

Slide 7 - Quizvraag

Meneer Reitsma blijft altijd geduldig.

blijft = ...
A
hulpwerkwoord
B
koppelwerkwoord
C
zelfstandig werkwoord

Slide 8 - Quizvraag

Jacob is een oplettende leerling.

is =
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord
C
koppelwerkwoord

Slide 9 - Quizvraag

Ineke gaat naar de stad.
gaat = ?
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 10 - Quizvraag

Hij is altijd al een opschepper geweest.
A
is = kww geweest = kww
B
is = kww geweest = hww
C
is = hww geweest = kww
D
is = hww geweest = hww

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide

Maar gelukkig! 
We leren deze periode maar 4 voornaamwoorden:
  1. Persoonlijk vnw
  2. Bezittelijk vnw
  3. Wederkerend vnw
  4. Wederkerig vnw 

Slide 13 - Tekstslide

Persoonlijk voornaamwoord
Vervangt een zelfstandig naamwoord:​
Stefan leest een boek -->​ Hij leest een boek​

Mijn zus heeft mij een boek geleend. Ik leen het uit aan een vriendin.





Slide 14 - Tekstslide

Persoonlijk voornaamwoord (pers.vnw)

Slide 15 - Tekstslide

Bezittelijk voornaamwoord
  • Geeft aan van wie iets is​
  • Staat voor het zelfstandig naamwoord
  • Staat op de plek van het lidwoord​


Dit is het boek --> Dit is haar boek​
​Heb jij het huiswerk niet af? --> Heb jij jouw huiswerk niet af?





Slide 16 - Tekstslide

Bezittelijk voornaamwoord (bez.vnw)

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video


Haar jurk is haar te klein geworden.
A
1. Haar = pers. vnw 2. haar = pers. vnw
B
1. Haar = pers. vnw 2. haar = bez. vnw
C
1. Haar = bez. vnw 2. haar = bez. vnw
D
1. Haar = bez. vnw 2. haar = pers. vnw

Slide 19 - Quizvraag


Maak een zin met het woord 'jullie' als pers. vnw

Slide 20 - Open vraag


Is die rode  fiets niet van jou?

A
bez. vnw
B
pers. vnw

Slide 21 - Quizvraag

Wederkerig voornaamwoord
Het wederkerig voornaamwoord geeft tussen twee of meer 'personen' een wederzijdse handeling aan: 
                                                                           elkaar, mekaar, elkander.

Zij knuffelen elkaar.

Slide 22 - Tekstslide

Wederkerend voornaamwoord
Het wederkerend voornaamwoord verwijst (terug) naar het onderwerp van de zin.

Voorbeeld:
  • Ik erger me enorm.
  • Hij wast zich dagelijks.

Slide 23 - Tekstslide


Ik heb mij verslapen.
A
Wederkerend voornaamwoord
B
Wederkerig voornaamwoord

Slide 24 - Quizvraag



Zij hebben elkaar afgemat.
A
Wederkerend voornaamwoord
B
Wederkerig voornaamwoord

Slide 25 - Quizvraag



Zij zoenden m ekaar op het schoolfeest.
A
Wederkerend voornaamwoord
B
Wederkerig voornaamwoord
C
Persoonlijk voornaamwoord
D
Bezittelijk voornaamwoord

Slide 26 - Quizvraag


Zij doucht zich iedere dag.
A
Wederkerend voornaamwoord
B
Wederkerig voornaamwoord
C
Persoonlijk voornaamwoord
D
Bezittelijk voornaamwoord

Slide 27 - Quizvraag


Ik bedenk mijn geniale ideeën onder de douche.
A
Wederkerend voornaamwoord
B
Wederkerig voornaamwoord
C
Persoonlijk voornaamwoord
D
Bezittelijk voornaamwoord

Slide 28 - Quizvraag


Is het mooie schilderij van haar?
A
Wederkerend voornaamwoord
B
Wederkerig voornaamwoord
C
Persoonlijk voornaamwoord
D
Bezittelijk voornaamwoord

Slide 29 - Quizvraag

Aan de slag
Wat

Maak je huiswerkopdrachten van deze week

Hoe
Eerste 10 minuten individueel, in stilte.
Als de timer afgelopen is mag je zachtjes overleggen met je buurman/buurvrouw




Klaar?
Ga dan extra oefenen in de online omgeving van Kern (Woordsoorten)


timer
10:00

Slide 30 - Tekstslide

Voornaamwoorden
Een voornaamwoord vraagt altijd naar personen of dingen!

Vervangt of verwijst naar iets of iemand
(mensen = iemand) 
(dieren, planten, dingen, zaken)

Slide 31 - Tekstslide

Gisteren:
  • Pers. voornaamwoord
  • Bez. voornaamwoord
  • Wederkerend voornaamwoord
  • Wederkerig voornaamwoord 

Slide 32 - Tekstslide

Een bezittelijk voornaamwoord ...
A
zegt iets over een werkwoord
B
geeft aan wie iets doet
C
geeft aan hoe iemand zich voelt
D
geeft aan van wie iets is

Slide 33 - Quizvraag

Is 'mij' persoonlijk of bezittelijk?

Dat boek is van mij.
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord

Slide 34 - Quizvraag

Komen jullie ook naar de kampioenswedstrijd kijken?

'jullie' is een
A
bezittelijk vnw.
B
persoonlijk vnw.

Slide 35 - Quizvraag

Deze glutenvrije spaghetti is speciaal voor mij gemaakt.

'mij' is een
A
bezittelijk vnw.
B
persoonlijk vnw.

Slide 36 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling?

A
Dat is toch jouw schrift?
B
Dat is toch jou schrift?

Slide 37 - Quizvraag

Noteer de blauwe woorden en benoem:

PSV - BZV - WKD - WKG


  1. Ik schaam me soms voor mijn gedrag.
  2. We hebben elkaar al eens ontmoet.
  3. Maak je je huiswerk morgen af?
  4. U trekt zich ook nergens iets van aan!
  5. Hij is iemand die zich nooit verveelt.
  6. Ik wil jouw schift houden, want jij hebt nog steeds mijn pen.
PSV: persoonlijk vnw
BZV: bezittelijk vnw
WKD: wederkerend vnw  WKG: wederkerig vnw
timer
5:00

Slide 38 - Tekstslide

Antwoord
1. Ik schaam me soms voor mijn gedrag.

Ik: PSV
me: WKD
mijn: BZV
PSV: persoonlijk vnw
BZV: bezittelijk vnw
WKD: wederkerend vnw  WKG: wederkerig vnw

Slide 39 - Tekstslide

Antwoord
2. We hebben elkaar al eens ontmoet.

We: PSV
elkaar: WKG

PSV: persoonlijk vnw
BZV: bezittelijk vnw
WKD: wederkerend vnw  WKG: wederkerig vnw

Slide 40 - Tekstslide

Antwoord
3. Maak je je huiswerk morgen af?

Je: PSV
Je: BZV

PSV: persoonlijk vnw
BZV: bezittelijk vnw
WKD: wederkerend vnw  WKG: wederkerig vnw

Slide 41 - Tekstslide

Antwoord
4. U trekt zich ook nergens iets van aan!

U: PSV
Zich: WKD

PSV: persoonlijk vnw
BZV: bezittelijk vnw
WKD: wederkerend vnw  WKG: wederkerig vnw

Slide 42 - Tekstslide

Antwoord
5. Hij is iemand die zich nooit verveelt.

Hij: PSV
Zich: WKD

PSV: persoonlijk vnw
BZV: bezittelijk vnw
WKD: wederkerend vnw  WKG: wederkerig vnw

Slide 43 - Tekstslide

Antwoord
6. Ik wil jouw schift houden, want jij hebt nog steeds mijn pen.

Ik: PSV
Jouw: BZV
Jij: PSV
Mijn: BZV

PSV: persoonlijk vnw
BZV: bezittelijk vnw
WKD: wederkerend vnw  WKG: wederkerig vnw

Slide 44 - Tekstslide

Aan de slag
Wat

Maak je huiswerkopdrachten van deze week

Hoe
Eerste 10 minuten individueel, in stilte.
Als de timer afgelopen is mag je zachtjes overleggen met je buurman/buurvrouw




Klaar?
Ga dan extra oefenen in de online omgeving van Kern (Woordsoorten)


timer
10:00

Slide 45 - Tekstslide