Les 10

Les 10
  • Telefoons in de bak.
  • Plek zoals op de plattegrond.
  • Tas naast de stoel.
  •  Alleen een pen en een leesdoek op tafel.
  • Gezicht naar het bord.
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwoo, b, kLeerjaar 1,2

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Les 10
  • Telefoons in de bak.
  • Plek zoals op de plattegrond.
  • Tas naast de stoel.
  •  Alleen een pen en een leesdoek op tafel.
  • Gezicht naar het bord.

Slide 1 - Tekstslide

Denk aan de afspraken...
  1. We wachten met onze tas inpakken tot de docent heeft gezegd dat dit mag.
  2. We lopen niet door het lokaal zonder het te vragen.
  3. Als je binnenkomt ga je zitten op je plek (plattegrond) en pak je je spullen.
  4. We luisteren naar elkaar.
  5. We houden het lokaal netjes.

Slide 2 - Tekstslide

Stappen bij waarschuwingen
  1. Doe je iets wat niet oke is > naam op het bord.
  2. Bij een waarschuwing komt er een streepje achter.
  3. Drie streepjes = bij de docent zitten.
  4. Eerst waarschuwing daarna = nablijven.

Voor degenen die ik apart heb gesproken, gelden de afspraken die we hebben gemaakt tijdens het gesprek >
3 waarschuwingen in 1 les = naar teamleider.

Slide 3 - Tekstslide

Programma
Vandaag niet lezen, want we de tijd gebruiken om te oefenen met werkwoordspelling. 

  • Dinsdag 18 april proefwerk > zie Magister.
  • Maandag maken we het hoofdstuk af.
  • Vandaag dus een iets andere les, want we werken niet in het boek.

Slide 4 - Tekstslide

Uitleg Werkwoordspelling
Eerst de verwachtingen...

Slide 5 - Tekstslide

Verwachtingen tijdens de uitleg
De uitleg gaat over werkwoordspelling. Dit is een groot deel van de toets en hier kun je veel punten voor halen, maar dus ook veel punten op verliezen. Belangrijk dus dat je goed oplet.

Daarom verwacht ik van iedereen:
  • We letten goed op en zijn stil.
  • Vragen na de uitleg (tip: schrijf je vragen op).
  • Niet meedoen of anderen storen = streepje.

Slide 6 - Tekstslide

De uitleg start nu...
  • We letten goed op en zijn stil.
  • Vragen na de uitleg (tip: schrijf je vragen op).
  • Niet meedoen of anderen storen = streepje.

Slide 7 - Tekstslide

Denkstappen Werkwoordspelling
Moet je het werkwoord in de tegenwoordige tijd, verleden tijd of voltooide tijd schrijven?

  • Dit staat vaak in de vraag beschreven. 
  • Staat dit er niet? Ga op zoek naar woorden die iets zeggen over de tijd, bijvoorbeeld gisteren (v.t), vorige jaar (v.t.), morgen (t.t.).
  • Je herkent vaak dat je een voltooid deelwoord moet invullen als er een hulpwerkwoord in de zin staat > Vorige week heb ik gewerkt.

Slide 8 - Tekstslide

Hoe spel je het werkwoord?
Ik weet of het werkwoord in de t.t. v.t. of voltooide tijd staat. En dan?

Tegenwoordige tijd en verleden tijd:
Stam (+iets) gebruiken voor de juiste spelling.

Voltooide tijd (voltooid deelwoord)
  • Een voltooid deelwoord begint vaak met ge- > gewerkt, gebouwd, gewonnen.
  •        't Kofschip X gebruiken om te weten of het op een d of een t eindigt.

Slide 9 - Tekstslide

Bekijk het blad werkwoordspelling
  • We nemen samen het blad samen door.
  • We lezen mee en letten goed op.
  • Wil je iets zeggen? > Vinger opsteken.
  • Niet meedoen of anderen storen = streepje

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Oefenen
Maak de oefeningen die op de achterkant van het blad staan.
Je maakt het alleen, zonder te overleggen.
je hebt 10 minuten.
Klaar? Lezen in je leesboek. 


Slide 14 - Tekstslide

Nakijken
  • We luisteren naar elkaar.
  • We lezen mee.
  • We verbeteren het antwoord zo nodig.
  • Wil je iets zeggen? > Vinger opsteken

Slide 15 - Tekstslide

Denkstappen Werkwoordspelling
  • Moet je het werkwoord in de tegenwoordige tijd, verleden tijd of voltooide tijd schrijven?
Dit staat vaak in de vraag beschreven. 
Staat dit er niet? Ga op zoek naar woorden die iets zeggen over de tijd, bijvoorbeeld gisteren (v.t), vorige jaar (v.t.), morgen (t.t.).
Je herkent vaak dat je een voltooid deelwoord moet invullen als er een hulpwerkwoord in de zin staat > Vorige week heb ik gewerkt.

  • Tegenwoordige tijd en verleden tijd: stam (+iets) gebruiken voor de juiste spelling.
  • Voltooide tijd (voltooid deelwoord): Een voltooid deelwoord begint vaak met ge- > gewerkt, gebouwd, gewonnen.
       't Kofschip X gebruiken om te weten of het op een d of een eindigt.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Link