M4 Staatsinrichting les 2: Grondwet, Grondrechten (en plichten)

Staatsinrichting
Les 2: De Grondwet, grondrechten en stromingen
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Staatsinrichting
Les 2: De Grondwet, grondrechten en stromingen

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag:
Grondrechten (en plichten)

Slide 2 - Tekstslide

Maar eerst: Even testen

Slide 3 - Tekstslide

Wie is deze man?
A
Johan Rudolf Thorbecke
B
Mark Rutte
C
Koning Willem II
D
Herman van der Zandt

Slide 4 - Quizvraag

Waarom is deze man bekend?
A
Hij heeft de grondwet(herziening) van 1848 geschreven.
B
Hij volgde koning WIllem II als staatshoofd op na de revolutie van 1848.
C
Hij was de laatste gekozen liberale minister-president van Nederland.
D
Thorbecke heeft in 1848 de koning alleenheerser gemaakt.

Slide 5 - Quizvraag

De koning is onschendbaar.
Wat betekent dit?
A
De koning staat boven de wet.
B
De ministers zijn verantwoordelijk voor de daden van de koning.
C
De koning is niet verantwoordelijk voor de beslissingen van de regering.
D
De koning mag nooit aangeraakt worden door gewone burgers.

Slide 6 - Quizvraag

De koning is onschendbaar, de ministers zijn verantwoordelijk: ministeriële verantwoordelijkheid.

Wat betekent dat?
A
De koning moet voor alles toestemming krijgen van de ministers.
B
De ministers kunnen alleen regeren met toestemming van het parlement.
C
De ministers zijn verantwoordelijk en mogen dus ook alle beslissingen nemen.
D
De koning kan wettelijk geen fouten maken, hij heeft dus altijd gelijk.

Slide 7 - Quizvraag

Hoe heet het recht van het Parlement om een uitgebreid onderzoek te doen?
A
Recht op initiatief
B
Recht van Budget
C
Recht van Enquête
D
Recht van interpellatie

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het recht van initiatief?
A
Het parlement (Eerste en Tweede Kamer samen) mag wetsvoorstellen aanpassen.
B
Het parlement mag op initiatief van het kabinet regeren.
C
Het kabinet mag op initiatief van de Tweede Kamer regeren.
D
De Tweede Kamer mag wetsvoorstellen indienen. De Eerste Kamer mag dit niet.

Slide 9 - Quizvraag

Ik vond deze vragen:
Veel te lastig
best goed te doen
gemakkelijk
Geen idee wat dit in godsnaam over ging...

Slide 10 - Poll

Hoeveel vragen had je goed?
0
1
2
3
4
5
6

Slide 11 - Poll

Wat is staatsinrichting?






Staatsinrichting is de wijze waarop de staat
zijn regering en zijn bestuur zijn ingericht

Bij geschiedenis leer je vooral hoe dit in Nederland is ontstaan;
Bij maatschappijleer leer je vooral hoe dit in Nederland werkt

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Grondrechten, Revolutionair!




1789: Franse Revolutie: De revolutionairen verdreven de koning.
De Revolutionairen stelden de Verklaring van de Rechten van de Mens en Burger op.


Slide 14 - Tekstslide

Grondrechten, Revolutionair!



Zaken die hierin (onder anderen) beschreven zijn:
  • Alle mensen zijn gelijk en vrij
  • Vrijheid van meningsuiting
  • Vrijheid van eigendom
  • Mensen mogen kiezen
  • Mensen mogen zich verzetten tegen onderdrukking

Slide 15 - Tekstslide

Klassieke grondrechten 
In de grondwet staan een aantal rechten die de burger moeten beschermen tegen de overheid:


  • Vrijheid van meningsuiting
  • Recht op gelijke behandeling
  • Kiesrecht
  • Vrijheid van godsdienst
  • Vrijheid van onderwijs
  • Vrijheid van drukpers
  • Recht van petitie


Slide 16 - Tekstslide

Sociale grondrechten 
Zorgen ervoor dat alle burgers een goed bestaan hebben.

  • Recht op bestaanszekerheid
  • Recht op onderwijs
  • Recht op gezondheidszorg
  • Recht op woongelegenheid
  • Recht op werk
  • Recht op rechtsbijstand


Nationale ombudsman: Kan je heen als je vindt dat de overheid de taken niet goed uitvoert. Deze hulp is gratis.


Slide 17 - Tekstslide

Rechten en plichten 
Naast de grondrechten heb je als burger van Nederland ook plichten:

  • Belasting betalen
  • De wet gehoorzamen
  •  geweldsmonopolie van de overheid

Slide 18 - Tekstslide

Vragen?

Slide 19 - Tekstslide

Weektaak
Zie SOM


Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Samenwerken
Waarom samenwerken?
Rollen
Plannen
Evalueren

Slide 22 - Tekstslide

Wat is samenwerken?

Slide 23 - Woordweb

Waarom is samenwerken
belangrijk?

Slide 24 - Woordweb

Vaardigheden
Samenwerken is niet eenvoudig. Welke vaardigheden heb je nodig?

  • basisvaardigheden zoals: elkaars naam gebruiken, elkaar aankijken, verstaanbaar  praten 
  • gespreksvaardigheden zoals: luisteren, op je beurt wachten, elkaar willen begrijpen 

Slide 25 - Tekstslide

Vaardigheden
Samenwerken is niet eenvoudig. Welke vaardigheden heb je nodig?

  • Oplossingsgerichte vaardigheden zoals: je in het standpunt v/d ander verplaatsen, verschillende ideeën samenbrengen
  • Evaluerende vaardigheden zoals: regelmatig voortgang samenvatten, complimenten geven

Slide 26 - Tekstslide

Taakgerichte vaardigheden
  • Gelijke deelname: Taken zijn eerlijk verdeeld, iedereen voelt zich verantwoordelijk voor zijn taak. 

  • Individuele aanspreekbaarheid: Iedereen moet weten wat er gedaan is en kan na afloop over de opdracht vertellen.

 

Slide 27 - Tekstslide

Taakgerichte vaardigheden
  • Positieve wederzijdse afhankelijkheid: Je hebt elkaar nodig om de opdracht uit te voeren. Je geeft elkaar de ruimte die nodig is. Accepteer dat het anders kan gaan. 

  • Simultane actie: Ieder groepslid/team werkt tegelijkertijd aan de opdracht. 

 

Slide 28 - Tekstslide

Wat is jouw rol in de groep? 
  • Organisator: Je houdt makkelijk overzicht, regelt dingen, durft anderen opdrachten te geven.

  • Uitvoerder: Niet praten, maar doen!

  • Controleur: Je houdt in de gaten wie wat doet en of alles goed gaat. 

  • Creatieveling: Je hebt veel ideeën en houdt ervan als dingen anders gaan.

Slide 29 - Tekstslide

Wat is jouw rol in de groep?

Organisator
Uitvoerder
Controleur
Creatieve- ling

Slide 30 - Poll

Vragen?
Maandag komen we hier op terug (iets met presentaties...)

Slide 31 - Tekstslide