1HV3: Interpunctie komma, directe en indirecte rede

LESPROGRAMMA
  Uitleg Interpunctie: komma, directe en indirecte rede
  Opdrachten maken


 Volgende week vrijdag is de toets Spelling Hoofdletters en leestekens tijdens de les!
Niet vergeten: leeskwartieren bijhouden!
Elke les je leesboek meenemen 


1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

LESPROGRAMMA
  Uitleg Interpunctie: komma, directe en indirecte rede
  Opdrachten maken


 Volgende week vrijdag is de toets Spelling Hoofdletters en leestekens tijdens de les!
Niet vergeten: leeskwartieren bijhouden!
Elke les je leesboek meenemen 


Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen

Aan het einde van deze les weet ik waar ik de leestekens (interpunctie) moet plaatsen in een tekst.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leestekens

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zoek de fout...
Welk leesteken moet je plaatsen?

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zoek de fout
Waar ontbreekt de komma?

Wat doet dit met de betekenis van de zin? 

Slide 5 - Tekstslide

De komma ontbreekt in de titel. Het zou moeten zijn: 'Schiet op, Griekenland!'

 In de huidige vorm (zonder komma) betekent de zin eigenlijk dat je 15 jaar lang beschikbaar zou moeten zijn.

Bron: http://www.upcoming.nl/rick/657/16-hilarische-zinnen-met-vergeten-leestekens

De komma

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


1) tussen twee persoonsvormen,

2) tussen delen van een opsomming,

3) tussen bijvoeglijke naamwoorden:
     Een leuke, eenvoudige, snelle opdracht.




Een komma hoort:


Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Goed of fout geschreven?
Als jij de groente snijdt bak ik het vlees.
A
Goed
B
Fout

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als jij de groente snijdt, bak ik het vlees.

= komma tussen twee PV's

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Goed of fout geschreven?
Rianne spreekt Nederlands, Engels en Duits.
A
Goed
B
Fout

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Rianne spreekt Nederlands, Engels en Duits.

= opsomming

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Goed of fout geschreven?
Hé wat ga je doen?
A
Goed
B
Fout

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

, wat ga je doen?

= komma na een uitroep

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Goed of fout geschreven?
Mijn broertje wil in de sneeuw spelen maar ik blijf liever binnen.
A
Goed
B
Fout

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mijn broertje wil in de sneeuw spelen, maar ik blijf liever binnen.

= komma voor een verbindingswoord

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Goed of fout geschreven?
Rianne spreekt drie talen Nederlands, Engels en Duits.
A
Goed
B
Fout

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Rianne spreekt drie talen: Nederlands, Engels en Duits.

= dubbele punt voor een opsomming

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Goed of fout geschreven?
Mijn broertje riep: "Ik ga in de sneeuw spelen!"
A
Goed
B
Fout

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mijn broertje riep: "Ik ga in de sneeuw spelen!"

= dubbele punt voor een citaat
+ aanhalingstekens

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aanhalingstekens
  • Directe rede
     = wat iemand letterlijk zegt
     = een citaat

    De weerman zei: "Volgend weekend kunnen we schaatsen."
    "Volgend weekend kunnen we schaatsen", zei de weerman.
    "Volgend weekend", zei de weerman, "kunnen we schaatsen."

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Denk om de hoofdletters en leestekens!
De weerman zei: "Volgend weekend kunnen we schaatsen."
"Volgend weekend kunnen we schaatsen", zei de weerman.
"Volgend weekend", zei de weerman, "kunnen we schaatsen."

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verschillende aanhalingstekens
De weerman zei: 'Volgend weekend kunnen we schaatsen.'
'Volgend weekend kunnen we schaatsen', zei de weerman.
'Volgend weekend', zei de weerman, 'kunnen we schaatsen.'

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geen aanhalingstekens
  • Indirecte rede 
     = aangeven wat iemand zegt, maar niet
         letterlijk

    De weerman zei dat we volgende weekend kunnen schaatsen.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Directe rede of indirecte rede?
"Ik moet eerst mijn schaatsen laten slijpen", zei m'n moeder.
A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Directe rede of indirecte rede?
Mijn vader vroeg waarom ze dat nog niet gedaan had.
A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht
Maak de opdrachten van 1.2 Interpunctie & leestekens
It's Learning -> Bronnen -> Spelling Hoofdletters, interpunctie en leestekens

- Maak opdracht 1  - Leestekens: opdrachten 1 tot en met 4
- Klaar? Maak opdracht 2 af Alweer te laat
- Heb je opdracht 2 klaar? Maak opdracht 3 - Duo opdracht 



Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies