H7 Herhaling

H7 Herhaling
Grenzen en Identiteit
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

H7 Herhaling
Grenzen en Identiteit

Slide 1 - Tekstslide

Harde of zachte grens?
A
Harde grens
B
Zachte grens

Slide 2 - Quizvraag

In Duitsland bepalen de bestuurders welke wetten en regels daar gelden; andere landen hebben daar niets over te zeggen.
Hoe noem je zo’n situatie als die in Duitsland?

Slide 3 - Open vraag

Tot hoe ver gaan territoriale wateren?
A
10 zeemijl
B
12 zeemijl
C
120 zeemijl
D
3 zeemijl

Slide 4 - Quizvraag

Tussen Den Haag en Amsterdam komt een nieuwe spporlijn. Welke bestuurlijke regio gaat hierover?
A
Gemeente
B
Provincie
C
Nederlandse regering (het Rijk)

Slide 5 - Quizvraag

Uit welke landen bestaat het Koninkrijk der Nederlanden?

Slide 6 - Open vraag

De grens tussen Spanje en Frankrijk is een duidelijk voorbeeld van een
A
Dit is een voorbeeld van een harde grens
B
Dit is een voorbeeld van een zachte grens
C
Dit is een kunstmatige grens
D
Dit is een natuurlijke grens

Slide 7 - Quizvraag

Waarom is Nederland verdeeld in provincies en provincies in gemeentes?
A
Dat is belangrijk voor de identiteit van de inwoners
B
Zo is het land makkelijker te besturen
C
Anders heb je geen hoofdsteden
D
Dat is zo ontstaan door de verschillen in het landschap

Slide 8 - Quizvraag

De grens tot 22 kilometer uit de kust van Nederland noem je?
A
natuurlijke grens
B
harde grens
C
territoriale wateren

Slide 9 - Quizvraag

Bij insluiting...
A
Ga je bij de groep horen
B
Sluit de groep je buiten
C
Ontwikkel je een eigen identiteit
D
Vind je de regionale identiteit belangrijker

Slide 10 - Quizvraag

bezetten, inlijven
A
annuleren
B
stagneren
C
annexeren
D
bagatelliseren

Slide 11 - Quizvraag

Nederland is Soeverein. Wat wordt hier mee bedoeld?

Slide 12 - Open vraag

Wat is regionalisme?
A
De provincie is belangrijk
B
Het land is belangrijk
C
Alleen de stad telt
D
Het streven naar onafhankelijkheid

Slide 13 - Quizvraag


A
Regionalisme
B
Lokalisme

Slide 14 - Quizvraag

Wat is grenspendel?
A
Drugssmokkel aan de grens
B
Dagelijks verkeer over landsgrenzen
C
Vestiging van bedrijven aan de landsgrenzen
D
Mensen gaan dichtbij landsgrenzen wonen

Slide 15 - Quizvraag

Noem 2 voordelen van open grenzen

Slide 16 - Open vraag

Wat is GEEN taak van een Euregio?
A
Aanpakken van drugsoverlast
B
Oplossen van verkeersproblemen
C
Oplossen van problemen met regels over belastingen
D
Problemen van watervervuiling aanpakken

Slide 17 - Quizvraag

Noem 3 nadelen van open grenzen

Slide 18 - Open vraag

Als groepen mensen in de samenleving gescheiden van elkaar leven noemen we dat.....
A
Segregatie
B
Binnenlandse migratie
C
Integratie
D
Migratie

Slide 19 - Quizvraag

Welk begrip hoort bij de ontwikkeling die zichtbaar is in de afbeelding?

Slide 20 - Open vraag

Als de ontkerkelijking toeneemt, neemt de participatie van de burgers af.
A
juist
B
onjuist

Slide 21 - Quizvraag

In een wijk in een grote stad wonen verschillende groepen mensen met verschillende identiteiten goed samen. Er zijn geen problemen. Mensen respecteren elkaar.
A
Tolerantie
B
Participatie
C
Segregatie
D
ontkerkelijking

Slide 22 - Quizvraag

Een ander woord voor multiculturele samenleving is:
A
Etnische diversiteit
B
Pluriforme samenleving
C
Sociale betrokkenheid
D
Sociale samenhang

Slide 23 - Quizvraag

Wat is integratie?
A
Mensen passen zich gedeeltelijk aan, aan de dominante cultuur terwijl ze hun eigen cultuurkenmerken mogen houden.
B
mensen vertrekken naar een ander land.
C
mensen passen zich helemaal niet aan en houden hun eigen cultuur in stand.
D
alles is onjuist.

Slide 24 - Quizvraag

Integratie of segregatie
A
Integratie
B
Segregatie

Slide 25 - Quizvraag

Integratie of segregratie?
A
Integratie
B
Segregratie

Slide 26 - Quizvraag

De pluriformiteit in Nederland is door de jaren heen:
A
Afgenomen
B
Toegenomen

Slide 27 - Quizvraag

Wat betekend tolerantie?
A
respect
B
accepteren van mensen met andere normen en waarden
C
vooroordeel
D
in conflict komen met mensen met andere normen en waarden

Slide 28 - Quizvraag