Examentraining productie en arbeid

Welkom  
economen!
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Welkom  
economen!

Slide 1 - Tekstslide

Examentraining economie 
Productie en arbeid

Slide 2 - Tekstslide

Planning
Algemeen
Oefenen
Uitleg
Oefenen 
Verrijking
....

Slide 3 - Tekstslide

Examenzittingen
Dinsdag 21 mei 2023 13:30-15:30
1e tijdvak

Dinsdag 25 juni 2023 13:30-15:30
2e tijdvak

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Het examen economie duurt:
A
2 uur
B
2,5 uur
C
3 uur
D
3,5 uur

Slide 6 - Quizvraag

Bij je economie examen mag je een woordenboek gebruiken
A
Nee, natuurlijk niet
B
Ja, een Nederlands woordenboek
C
Ja, een woordenboek Nederlands naar een andere taal
D
Ja, een NL woordenboek of een Nederlands wb naar een andere taal

Slide 7 - Quizvraag

Welke rekenmachine neem je mee naar je examen?
A
Een ouderwetse rekenmachine zonder toeters en bellen
B
Een ouderwetse rekenmachine
C
een grafische rekenmachine met een leeg geheugen
D
Een mobieltje met een goedgekeurde rekenmachine app

Slide 8 - Quizvraag

Rekenvraag
  • Gaat het om geldbedragen? Vergeet niet € of $ of ...
  • Houdt bij een rekenvraag ALTIJD rekening met afronden:
  • Rond een antwoord in euro’s altijd met 2 cijfers achter de komma af
  • Dus als je antwoord 10 euro is schrijf je dit op als €10,00
  • Rond een antwoord in procenten altijd af met 1 cijfers achter de komma
  • Dus als je antwoord 1,45 procent is schrijf je dit op als 1,5%
  • Tenzij anders staat aangegeven in de vraag!
  • Heb je een antwoord verkeerd afgerond, dan wordt het antwoord fout gerekend en is de vraag dus fout beantwoord!
  • Schrijf altijd de hele berekening op! 

Slide 9 - Tekstslide

Openvraag
  • Lees de vraag goed. Neem een markeerstift mee om de belangrijke dingen te onderstrepen.
  • Bij 'leg uit' altijd je antwoord uitleggen! 
  • De bronnen gebruiken die erbij staan (denk aan je bronnenboekje)
  • Als je meerdere punten in een vraag moet beantwoorden, gebruik dan streepjes in je antwoord. 

Slide 10 - Tekstslide

Het examen maken:
  • Gebruik je kladpapier:
  1. Zet getallen op een rij
  2. Schrijf ook de woorden erbij
  3. Bij open vragen: schrijf de definitie even op
  • Let op de eenheden (€, %, aantallen, $, miljoen, x1000, enz.)
  • Controleer je antwoorden
  1. Heb ik de vraag echt beantwoord?
  2. Is het logisch?
  3. Reken % weer terug

Slide 11 - Tekstslide

Examen maken!
Wat? Telkens een stuk van het examen zelfstandig. Daarna bespreken we het gezamenlijk. 

Wanneer? Tot ongeveer 10:00




Slide 12 - Tekstslide

Aan de slag
Wat: Maken examenopdrachten

timer
8:00

Slide 13 - Tekstslide

Productie en arbeid (1)
Basis:
  • Productiefactoren: Kapitaal (rente), arbeid (loon), natuur (pacht), ondernemerschap (winst)
  • Productiesectoren: Primair, secundair, tertiaire, quartaire
  • Bedrijfskolom en toegevoegde waarde 
  • Nationaal inkomen = nationaal product 


Slide 14 - Tekstslide

Product en arbeid (2)
Bedrijfsresultaat: 
  • Brutowinst: omzet (afzet x vp) - inkoopwaarde (afzet x inkoopprijs). Alles excl btw!
  • Nettowinst: brutowinst - bedrijfskosten (vaste kosten of variabele kosten)
  • Afschrijvingen ((vervangingswaarde-restwaarde)/gebruiksduur) 

Maatschappelijke kosten: 
  • kosten van milieu en gezondheid die niet verwerkt zijn in de prijs.

BTW (belasting toegevoegde waarde): 
  • 9% goederen die nodig zijn voor het dagelijks leven 
  • 21% standaard tarief  

Slide 15 - Tekstslide

Product en arbeid (3)
Ondernemingsvormen: 
  • Eenmanszaak (een eigenaar): privé aansprakelijk
  • VOF (meerdere eigenaren): privé aansprakelijk 
  • BV (aandeel op naam) en NV (Aandeel op toonder): Niet privé aansprakelijk. Dividend voor de aandeelhouders. 
  • Stichting: niet privé aansprakelijk. Mag niet naar winst streven. 

Bedrijven: 
  • Kartel= verboden samenwerking
  • Fusie 
  • Overname

Slide 16 - Tekstslide

Product en arbeid (4)
Arbeid:
  • Arbeidsproductiviteit (gemiddelde productie per werkende in bepaalde periode) verhogen: arbeidsverdeling (specialisatie), scholing, meer kapitaalgoederen, arbeidsomstandigheden. 
  • Gevolgen: loonkosten dalen per product, betere concurrentiepositie, hogere lonen. 

Arbeidsmarkt: 
  • Beroepsbevolking = iedereen tussen 15 en pensioenleeftijd die wil en kan werken.



Werklozen: 
  • Officiële & verborgen werkloosheid, werkloosheidspercentage (werklozen/beroepsbevolkingx100%). 
  • Structurele, conjuncturele, frictie, seizoen, regionale. 

Slide 17 - Tekstslide

Product en arbeid (5)
Arbeidsovereenkomst: 
--> Bepaalde tijd of onbepaalde tijd, proeftijd, vakantiedagen, arbo-wet
--> Arbeidsvoorwaarden: primair en secundair 

Maatschappelijk ondernemen: 
--> Duurzame ontwikkeling
--> 3 p's: people, planet, profit

Slide 18 - Tekstslide

Aan de slag
Wat: Maken examenopdrachten

timer
10:00

Slide 19 - Tekstslide

Verrijkingsstof (1)
Beginselsen 
--> Draagkrachtbeginsel: sterke schouders, zwaarste lasten. 
--> Profijtbeginsel: betalen waar je gebruik van maakt

Belasting: 
--> Belastingstelsels: proportioneel, progressief, degressief
--> Box 1 (winst + loon), box 2 (vanuit aandelen), box 3 (sparen en beleggen)
--> Aftrekposten: hierover hoef je geen belasting te betalen.

Overheid probeert nivellerend (= afstand van inkomens wordt kleiner) te werken 

Slide 20 - Tekstslide

Verrijkingsstof (2)
--> Inflatie: gemiddelde prijspeil gaat omhoog.
Oorzaken: veel vraag producten (bestedingsinflatie), kosten productie stijgen (kosteninflatie). 
Gevolgen: Koopkracht daalt, verlies vertrouwen geld, verslechtering concurrentiepositie, sparen wordt minder aantrekkelijk
Wat tegen bestedingsinflatie? Rente verhogen, bezuinigen uitgaven, belastingen verhogen.
Wat tegen kosteninflatie? Belasting verlagen, btw-tarief verlagen
--> Deflatie: Gemiddelde prijspeil gaat omlaag 
--> Koopkracht verandering: %prijspeil - %inkomensverandering
Met indexcijfers: indexcijfer nominaalinkomen/CPIx100

CPI (consumentenprijsindexcijfer) kunnen berekenen met wegingsfactoren. 

Slide 21 - Tekstslide

Verrijkingsstof (1)
Stelsels: 
  • Planeconomie  (productiemiddelen van de overheid)
  • Vrije markteconomie
  • NL: Vrije markteconomie met een grote rol van de overheid --> Verzorgingsstaat. 

Marktvormen: 
  • Volkomen concurrentie 
  • Monopolistische concurrentie 
  • Oligopolie 
  • Monopolie 

Slide 22 - Tekstslide

Verrijkingsstof (1)
Stelsels: 
  • Planeconomie  (productiemiddelen van de overheid)
  • Vrije markteconomie
  • NL: Vrije markteconomie met een grote rol van de overheid --> Verzorgingsstaat. 

Marktvormen: 
  • Volkomen concurrentie 
  • Monopolistische concurrentie 
  • Oligopolie 
  • Monopolie 

Slide 23 - Tekstslide

Aan de slag
Wat: Maken examenopdrachten

timer
10:00

Slide 24 - Tekstslide