V2 El perfecto

V2 El perfecto
El perfecto
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

V2 El perfecto
El perfecto

Slide 1 - Tekstslide

Huh...?! Wat is dat?
De preterito perfecto is een Spaanse verleden tijd die veel gebruikt wordt. Deze tijd heeft nog veel connecties met het heden, want het is nog niet afgesloten. Het  is eigenlijk een ''neppe'' verleden tijd.

Hoe weet je wanneer je de perfecto moet gebruiken? Als je de volgende woordjes in een zin ziet:
Hoy (vandaag), esta semana (deze week), este mes (deze maand), este fin de semana (dit weekend), este año (dit jaar) 

Slide 2 - Tekstslide

De perfecto bestaat uit twee onderdelen:



Deel 1: Hulpwerkwoord (haber)

+

Deel 2: Voltooid deelwoord (+ado/+ido)

Slide 3 - Tekstslide

Vergelijking met het Nederlands.....

In het Nederlands staat deze tijd ook wel bekend als de voltooid tegenwoordige tijd. Hoe we de perfecto in het Nederlands maken? Dit doen we door “hebben” en “zijn” te gebruiken, dit zijn hulpwerkwoorden. 

En het makkelijke van deze tijd is dat je hetzelfde doet in het Spaans. Daar gebruiken ze namelijk “haber” = hebben/zijn.



Por ejemplo:    Ik heb gegeten
                            (yo) he comido

Slide 4 - Tekstslide

Dus... om de perfecto te maken heb je het hulpwerkwoord ''haber'' nodig. Deze moet je wél eerst vervoegen.

Slide 5 - Tekstslide

Heuyyy nu snappen we al 50% van de perfecto!

Slide 6 - Tekstslide

Het tweede gedeelte van de perfecto is het voltooid deelwoord. In het Nederlands beginnen deze meestal met ge-, maar ook vaak met be-, ver- of ont-.

Voorbeelden:
rennen - gerend
luisteren - geluisterd
reizen - gereisd
fietsen - gefietst
pakken - gepakt
gebruiken - gebruikt
praten - gepraat
beloven - beloofd
vervelen - verveeld
ontmoeten - ontmoet

Slide 7 - Tekstslide

In het Spaans doen we dit net even iets anders.....
Stap 1: Haal de laatste twee letters van het hele werkwoord af
Stap 2: Kijk wat voor werkwoordsgroep het is (ar, er of ir)

ar >                   + ado
er & ir >            + ido

Slide 8 - Tekstslide

Ana ___________________ (bailar) la salsa.

Slide 9 - Tekstslide

Ana ha bailado la salsa.

Slide 10 - Tekstslide

Dat was het.... Snap je het?

Slide 11 - Tekstslide

Dus samengevat....
Stap 1 : Vervoeg ''haber'' naar de juiste persoonsvorm

Stap 2: Heel werkwoord - laatste 2 letters + ado/ido


Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Maar....
Er is meer

Slide 14 - Tekstslide

Onregelmatige....

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Perfecto:

Trabajar (él)
A
He trabajado
B
Has trabajado
C
Ha trabajado
D
He trabajado

Slide 17 - Quizvraag

Perfecto: Tomar (ella)
zij heeft genomen
A
He tomado
B
Has tomado
C
Ha tomado
D
He tomacho

Slide 18 - Quizvraag

El pretérito perfecto: Estudiar (ellas)
A
Ha estudio
B
Han estudiado
C
Hemos estudiar
D
Habéis estudiado

Slide 19 - Quizvraag

El pretérito perfecto van "hacer"(doen/maken) we hebben gemaakt/gedaan
A
habeis hecho
B
hemos hecho
C
ha hacedo
D
hemos hacido

Slide 20 - Quizvraag

Perfecto:
Desayunar - él

Slide 21 - Open vraag

Presente perfecto
haber + voltooid deelwoord
Karin (probar) ___ _______ el jamón

Slide 22 - Open vraag

Wat is de perfecto eigenlijk?

Slide 23 - Open vraag

Geef een voorbeeld zin in de perfecto.

Slide 24 - Open vraag