Les 5. Hoofdstuk 6

• Spaans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

Mevrouw de Cuba

LOS OBJETIVOS DE LA CLASE

- introducción del nuevo capítulo 

- introducción de los tiempos del pasado 

El programa de hoy

5 min - Bienvenidos 

25 min-  terminar chupa 

5 min- 'examen final'

15 min - orientación

15 min-  introducción verleden tijd

15 min - ¡A trabajar! 

Toetsweek E 

Proefwerk + leesvaardigheid

Hoofdstuk 6: Bron D el pretérito perfecto

Bron E frases claves SP-NL en NL-SP

Bron I verschil SER/ESTAR/HAY

6.1 SP-NL

6.4 NL-SP

Hoofdstuk 6
Orientación

En verano en Cádiz 

Ejercicio 1, 2 

 

Verleden tijd

Doel: -Ik weet wat de verleden tijd is.

-Ik kan woorden en zinnen in de verleden tijd zetten

Wat is de verleden tijd? 

De verleden tijd

perfecto - indefinido - imperfecto

Perfecto: Het tijdvak waarin iets gebeurde is nog gaande (vanochtend, vanmiddag, vanavond, vandaag, deze week, deze maand, enz.)

indefinido: Het tijdvak waarin iets gebeurde is afgesloten (gister, vorige week, enz.) 

imperfecto: onduidelijk wanneer iets gebeurde in het verleden (vroeger, in mijn jeugd, enz.)

El pretérito perfecto

Je gebruikt deze tijd wanneer de periode waarin de gebeurtenissen plaatsvonden nog niet is afgesloten.

Ook gebruik je deze tijd wanneer het niet bekend of niet belangrijk is wanneer iets is gebeurd. 

Vervoeging: hulpwerkwoord + voltooid deelwoord

He caminado en el bosque

Hemos estudiado para el exámen

Hoe maak ik de voltooid tegenwoordige tijd?

Ik heb nodig:

- de vervoeging van een hulpwerkwoord 

- het voltooid deelwoord

Hoe maak ik de pretérito perfecto?

Ik heb nodig:

- de vervoeging van het hulpwerkwoord haber

- het Spaanse voltooid deelwoord

Pretérito Perfecto

Pretérito perfecto

Werkwoorden op -ar                           -ado

Werkwoorden op -er                           -ido

Werkwoorden op -ir                             -ido

Uitzonderingen: 

decir	dicho
hacer	hecho

escribir	escrito
ver	visto

Het hulpwerkwoord voor de
presente perfecto is...

1. hace
2. hacer
3. hader
4. haber

De perfecto van estar=

1. estido
2. estedo
3. estado

Perfecto: Comer

1. Comido
2. Comado
3. Comedo

Wat is een voorbeeld van de perfecto?

1. trabajo
2. he trabajado
3. trabajé
4. estoy trabajando

Perfecto: Ir (ellas)

1. Ha isto
2. Han ido
3. Hemos isto
4. Habéis ido

Perfecto: Surfear(tú)

1. He surfeado
2. Ha surfeido
3. Has surfeado
4. Has surfeido

Practicar el pretérito perfecto

Klik hier en maak onderstaande opdrachten

Opdracht 1: Combineer de meest logische zinnen.

Opdracht 2: Vul het deelwoord in (-ADO / -IDO)

Opdracht 3: Memorie, zoek het onregelmatige deelwoord bij het hele ww.

Opdracht 4: Vervoeg de werkwoorden naar de pretérito perfecto 
                           (vergeet de juiste vorm van haber niet!)