Paragraaf 2.6 (1HVD)
1 / 28
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Wat is de titel van § 2.6
Slide 6 - Open vraag
Wat ga ik volgens de blauwe intro-tekst leren in deze paragraaf?
Slide 7 - Open vraag
Over welk cultuurelement gaat het eerste blauwe kopje?
Slide 8 - Open vraag
Welke twee officiële talen kent Nederland?
Slide 9 - Open vraag
Leg met behulp van de tekst uit dat er in Nederland regionale verschillen zijn, qua taal.
Slide 10 - Open vraag
Wat bedoelen we met de letters ABN?
Slide 11 - Open vraag
Waar wordt het meest en waar het minst ABN gesproken?
Slide 12 - Open vraag
Over welk cultuurelement gaat het tweede kopje?
Slide 13 - Open vraag
Hoe groot is het deel van de Nederlanders dat godsdienstig is?
Slide 14 - Open vraag
Welke regionaal verschil is in Nederland als je let op het Christendom?
Slide 15 - Open vraag
Welke ontwikkeling is er al jaren gaande binnen het Christendom in Nederland?
Slide 16 - Open vraag
Wat zijn de grootste verschillen tussen protestantse christenen en rooms-katholieke christenen?
Slide 17 - Open vraag
Welke godsdienst is na het christendom de grootste godsdienst in Nederland?
Slide 18 - Open vraag
Welke drie groepen migranten zijn er in Nederland?
Slide 19 - Open vraag
Noem eens enkele vroegere kolonies van Nederland.
Slide 20 - Open vraag
Hoe kun je zien dat mensen uit de vroegere NL kolonies hun cultuur hebben meegenomen naar Nederland?
Slide 21 - Open vraag
Waar komen veel arbeidsmigranten uit Nederland vandaan?
Slide 22 - Open vraag
Waar wonen de arbeidsmigranten uit Turkije en Marokko vooral?
Slide 23 - Open vraag
Waar wonen de arbeidsmigranten uit Duitsland vooral?
Slide 24 - Open vraag
In wat voor woningen wonen arbeidsmigranten vaak. Waarom juist in deze woningen?
Slide 25 - Open vraag
Bekijk bron 31. Welke redenen kunnen mensen nog méér hebben om naar NL te migreren?
