7 ECONOMIE H7

ECONOMIE 7.1
Schrift rekenmachine boek pen Chromebook(dicht)
op tafel
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 51 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

ECONOMIE 7.1
Schrift rekenmachine boek pen Chromebook(dicht)
op tafel

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
Toets bespreken. 
Instructie 7.1
Maken opgaves 7.1

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen 7.1
  • Je kunt de vier overheidslagen noemen en beschrijven waarvoor zij verantwoordelijk zijn.
  • Je kunt uitleggen met wat voor financiële maatregelen de overheid ons gedrag beïnvloedt.
  • Je kunt uitleggen waarom de overheid zorgt voor collectieve goederen.
  • Je kunt het verschil tussen de collectieve en de particuliere sector uitleggen.
  • Je kunt uitleggen waarom de overheid soms taken privatiseert.




Slide 3 - Tekstslide

Je kunt de vier overheidslagen noemen en beschrijven waarvoor zij verantwoordelijk zijn.
Rijks overheid 
- wetten en regels
Gemeente
- jeugdzorg en ouderenzorg
- Passporten/rijbewijzen
Waterschappen
- Maatregelen overstroming
- Waterzuivering
Provincie 
- Bepaalt waar steden en dorpen uitbereiden (natuur)

Slide 4 - Tekstslide

Je kunt uitleggen met wat voor financiële maatregelen de overheid ons gedrag beïnvloedt.
- Subsidie (je krijgt geld van de overheid voor een bepaald doel)
- Belastingen (je betaald de overheid)

Maar waarom?

Slide 5 - Tekstslide

collectieve goederen.

Slide 6 - Tekstslide

collectieve goederen.
  • Waarom regelt de overheid deze dingen?

Slide 7 - Tekstslide

Je kunt het verschil tussen de collectieve en de particuliere sector uitleggen.
Collectief: Voorbeelden op de vorige pagina.

Particulier: Wat zijn dan particuliere sectoren?

Slide 8 - Tekstslide

Je kunt uitleggen waarom de overheid soms taken privatiseert.
Zorg verzekering.

Slide 9 - Tekstslide

Leerdoelen 7.1
  • Je kunt de vier overheidslagen noemen en beschrijven waarvoor zij verantwoordelijk zijn.
  • Je kunt uitleggen met wat voor financiële maatregelen de overheid ons gedrag beïnvloedt.
  • Je kunt uitleggen waarom de overheid zorgt voor collectieve goederen.
  • Je kunt het verschil tussen de collectieve en de particuliere sector uitleggen.
  • Je kunt uitleggen waarom de overheid soms taken privatiseert.




Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

ECONOMIE 7.2
Schrift rekenmachine boek pen Chromebook(dicht)
op tafel

Slide 12 - Tekstslide

Leerdoelen 7.1
  • Je kunt de vier overheidslagen noemen en beschrijven waarvoor zij verantwoordelijk zijn.
  • Je kunt uitleggen met wat voor financiële maatregelen de overheid ons gedrag beïnvloedt.
  • Je kunt uitleggen waarom de overheid zorgt voor collectieve goederen.
  • Je kunt het verschil tussen de collectieve en de particuliere sector uitleggen.
  • Je kunt uitleggen waarom de overheid soms taken privatiseert.




Slide 13 - Tekstslide

Leerdoelen 7.2
  • Je kunt uitleggen waarom er sociale zekerheid is.
  • Je kunt uitleggen wat het solidariteitsbeginsel te maken heeft met sociale zekerheid.
  • Je kunt de verschillen uitleggen tussen werknemersverzekeringen, volksverzekeringen en sociale voorzieningen.
  • Je kunt twee overheidsmaatregelen noemen om de sociale zekerheid betaalbaar te houden.






Slide 14 - Tekstslide

Je kunt uitleggen waarom er sociale zekerheid is.
Een sociale overheid: 

Iedereen moet zijn eigen inkomen verdienen. 
Maar als je ziek wordt of om een andere reden niet meer kan werken, dan helpt de overheid!

Slide 15 - Tekstslide

Je kunt uitleggen wat het solidariteitsbeginsel te maken heeft met sociale zekerheid.

Solidariteit?

Slide 16 - Tekstslide

Je kunt de verschillen uitleggen tussen werknemersverzekeringen, volksverzekeringen en sociale voorzieningen.
Werknemersverzekering: WW/WIA 

Volksverzekering: AOW/ANW

Sociale voorziening: bijstandsuitkering, huurtoeslag zorg toeslag.

Slide 17 - Tekstslide

Je kunt twee overheidsmaatregelen noemen om de sociale zekerheid betaalbaar te houden.
Verhogen AOW-leeftijd: 

Participatiewet: als je arbeidsongeschikt wordt, toch opzoek naar werk dat je wel (gedeeltelijk kan doen) zo krijg je toch inkomen uit werk.

Slide 18 - Tekstslide

Huiswerk 7.2
  • Je kunt uitleggen waarom er sociale zekerheid is.
  • Je kunt uitleggen wat het solidariteitsbeginsel te maken heeft met sociale zekerheid.
  • Je kunt de verschillen uitleggen tussen werknemersverzekeringen, volksverzekeringen en sociale voorzieningen.
  • Je kunt twee overheidsmaatregelen noemen om de sociale zekerheid betaalbaar te houden.

Slide 19 - Tekstslide

ECONOMIE 7.3
Schrift rekenmachine boek pen Chromebook(dicht)
op tafel

Slide 20 - Tekstslide

Vandaag
- Vorige keer - De overheid 
- Leerdoelen 7.3 
- Voorbereiden Herkansing / maken 7.3

Slide 21 - Tekstslide

Vraag 1: welke overheidslagen is verantwoordelijk voor het maken van wet&regel geving?
Gemeente 
Rijksoverheid

Slide 22 - Tekstslide

Vraag 2: welke overheidslaag is verantwoordelijk voor het uitgeven van paspoorten en Rijbewijzen?
Provincie 
Gemeente

Slide 23 - Tekstslide

Vraag 3: Welke financiële maatregel kan een overheid nemen om burgers te beïnvloeden? 
Belastingen 
verzekeringen

Slide 24 - Tekstslide

Vraag 4: De overheid geeft subsidie om een kaartje bij het zwembad te kunnen kopen. De prijs zonder subsidie is €7,95 de prijs met subsidie is €4,50. 


A. Bereken hoeveel procent subsidie de gemeente geeft op een kaartje voor het zwembad.

B. Geef een reden waarom de gemeente subsidie geeft om naar het zwembad te gaan.

Slide 25 - Tekstslide

Nederland is een verzorgingsstaat met sociale zekerheid. 
A. Wat is sociale zekerheid? 

B. Leg uit dat het solidariteitsbeginsel nodig is om sociale zekerheid mogelijk te maken. 

Slide 26 - Tekstslide

Leerdoelen 7.3
  • Je kunt enkele belangrijke overheidsinkomsten noemen.
  • Je kunt het verschil uitleggen tussen directe en indirecte belastingen en bij elk twee voorbeelden geven.
  • Je kunt uitleggen bij welke belasting het draagkrachtbeginsel wordt toegepast.
  • Je kunt uitleggen hoe bij de belasting het profijtbeginsel wordt toegepast.



Slide 27 - Tekstslide

Je kuntJe kunt enkele belangrijke overheidsinkomsten noemen. enkele belangrijke overheidsinkomsten noemen.
  • BTW/accijns 
  • Inkomsten belasting 
  • Vennootschapsbelasting (BV/NV) 



Directe belasting of indirecte belasting? 

Slide 28 - Tekstslide

Je kunt uitleggen bij welke belasting het draagkrachtbeginsel wordt toegepast.
De sterkst schouders dragen de zwaarste lasten:


wat je moet begrijpen: 
  • Over de 1e € 75.518 betaalt u 36,97% belasting.
  • Over alles daarboven betaal je 49,50%.

Slide 29 - Tekstslide

Je kunt uitleggen bij welke belasting het draagkrachtbeginsel wordt toegepast.
  • Over de 1e € 75.518 betaalt u 36,97% belasting. 
  • Over alles daarboven betaal je 49,50%. 

- Bereken de te betalen belasting als je 50.000 verdiend 
- Bereken de te betalen belasting als je 130.000 verdiend

Slide 30 - Tekstslide

Je kunt uitleggen hoe bij de belasting het profijtbeginsel wordt toegepast.
- Motorrijtuigenbelasting

Slide 31 - Tekstslide

Huiswerk 7.3
  • Je kunt enkele belangrijke overheidsinkomsten noemen.
  • Je kunt het verschil uitleggen tussen directe en indirecte belastingen en bij elk twee voorbeelden geven.
  • Je kunt uitleggen bij welke belasting het draagkrachtbeginsel wordt toegepast.
  • Je kunt uitleggen hoe bij de belasting het profijtbeginsel wordt toegepast.

Slide 32 - Tekstslide

ECONOMIE 7.4
Schrift rekenmachine boek pen Chromebook(dicht)
op tafel

Slide 33 - Tekstslide

Examen jaren
Afspraken: 
Luisteren
Spullen mee (rekenmachine schrift pen en Chromebook)

Slide 34 - Tekstslide

Vandaag
Instructie
maken 7.4 

Slide 35 - Tekstslide

Leerdoelen 7.4
  • Je kunt uitleggen wat de rijksbegroting en de miljoenennota met elkaar te maken hebben.
  • Je kunt uitleggen waar de overheid op let bij het plannen van de uitgaven.
  • Je kunt uitleggen hoe een begrotingstekort of begrotingsoverschot ontstaat.
  • Je kunt uitleggen hoe de staatsschuld is ontstaan.







Slide 36 - Tekstslide

Je kunt uitleggen wat de rijksbegroting en de miljoenennota met elkaar te maken hebben.
Het kabinet maakt de:
Miljoenennota: Waar hebben ze de keuzes gemaakt?
Rijksbegroting:

Slide 37 - Tekstslide

Je kunt uitleggen wat de rijksbegroting en de miljoenennota met elkaar te maken hebben.
https://www.youtube.com/watch?v=U8HFuBeiQBE

Slide 38 - Tekstslide

Je kunt uitleggen waar de overheid op let bij het plannen van de uitgaven.

Slide 39 - Tekstslide

Je kunt uitleggen hoe een begrotingstekort of begrotingsoverschot ontstaat.
Begrotingstekort 
Begrotingsoverschot

Slide 40 - Tekstslide

Je kunt uitleggen hoe de staatsschuld is ontstaan.
Staatschuld = 470 miljard euro
BBP = 1033 miljard euro

Europese regel is dat de staatsschuld niet hoger mag zijn dan 60% van het BBP

Voldoet Nederland aan de Europese regels?

Slide 41 - Tekstslide

Leerdoelen 7.4
  • Je kunt uitleggen wat de rijksbegroting en de miljoenennota met elkaar te maken hebben.
  • Je kunt uitleggen waar de overheid op let bij het plannen van de uitgaven.
  • Je kunt uitleggen hoe een begrotingstekort of begrotingsoverschot ontstaat.
  • Je kunt uitleggen hoe de staatsschuld is ontstaan.





Slide 42 - Tekstslide

ECONOMIE 
Schrift rekenmachine boek pen Chromebook(dicht)
op tafel

Slide 43 - Tekstslide

Vandaag 
- Voorbereiden Toets
- Leerdoelen H7 
- Zelfstandig leren 

Slide 44 - Tekstslide

Leerdoelen 7.1
  • Je kunt de vier overheidslagen noemen en beschrijven waarvoor zij verantwoordelijk zijn.
  • Je kunt uitleggen met wat voor financiële maatregelen de overheid ons gedrag beïnvloedt.
  • Je kunt uitleggen waarom de overheid zorgt voor collectieve goederen.
  • Je kunt het verschil tussen de collectieve en de particuliere sector uitleggen.
  • Je kunt uitleggen waarom de overheid soms taken privatiseert.




Slide 45 - Tekstslide

Leerdoelen 7.2
  • Je kunt uitleggen waarom er sociale zekerheid is.
  • Je kunt uitleggen wat het solidariteitsbeginsel te maken heeft met sociale zekerheid.
  • Je kunt de verschillen uitleggen tussen werknemersverzekeringen, volksverzekeringen en sociale voorzieningen.
  • Je kunt twee overheidsmaatregelen noemen om de sociale zekerheid betaalbaar te houden.






Slide 46 - Tekstslide

Leerdoelen 7.3
  • Je kunt enkele belangrijke overheidsinkomsten noemen.
  • Je kunt het verschil uitleggen tussen directe en indirecte belastingen en bij elk twee voorbeelden geven.
  • Je kunt uitleggen bij welke belasting het draagkrachtbeginsel wordt toegepast.
  • Je kunt uitleggen hoe bij de belasting het profijtbeginsel wordt toegepast.



Slide 47 - Tekstslide

Leerdoelen 7.4
  • Je kunt uitleggen wat de rijksbegroting en de miljoenennota met elkaar te maken hebben.
  • Je kunt uitleggen waar de overheid op let bij het plannen van de uitgaven.
  • Je kunt uitleggen hoe een begrotingstekort of begrotingsoverschot ontstaat.
  • Je kunt uitleggen hoe de staatsschuld is ontstaan.







Slide 48 - Tekstslide

Vraag 4: De overheid geeft subsidie om een kaartje bij het zwembad te kunnen kopen. De prijs zonder subsidie is €8,95 de prijs met subsidie is €6,50. 


A. Bereken hoeveel procent subsidie de gemeente geeft op een kaartje voor het zwembad.


Slide 49 - Tekstslide

Hoeveel procent van de Nederlandse uitgaven wordt besteedt aan sociale zekerheid

Slide 50 - Tekstslide

Leren voor H7

-Begrippen leren  (ook weet je het nog/leer tekst)
-Reken opgaven oefenen (groene pagina of digitaal)
-Oefen opgaven maken 

Slide 51 - Tekstslide