Spelling: Hoofdletters & leestekens

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 1-3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

In deze LessonUp
Hoofdletters, leestekens en aanhalingstekens
Oefenen

Slide 2 - Tekstslide

doelen
-Ik weet wanneer ik een punt, vraagteken, uitroepteken en komma moet gebruiken in een zin;
- Ik weet wanneer ik hoofdletters moet gebruiken. 

Slide 3 - Tekstslide

Leestekens zijn belangrijk!

Slide 4 - Tekstslide

Hoofdletter
Het is belangrijk dat je weet wanneer je een hoofdletter gebruikt. Het heeft invloed op hoe begrijpelijk je tekst is.

Slide 5 - Tekstslide

Leestekens
Leestekengebruik is belangrijk! Het zorgt ervoor dat je tekst soepel leest.

Slide 6 - Tekstslide

Leestekens
Een zin eindigt met een leesteken.

  • Punt (gewone zin): De deelnemers presenteren hun act.
  • Vraagteken (vraagzin): Zijn ze erg zenuwachtig?
  • Uitroepteken (uitroep): Doe je best!

Slide 7 - Tekstslide

Komma
 De komma is een korte pauze in een zin. Zonder de komma kan een zin verkeerd geïnterpreteerd worden.

Slide 8 - Tekstslide

Komma
 De komma is een korte pauze in een zin.
Je gebruikt een komma...
bijvoorbeeld
als je iemand aanspreekt
'Hé, wat doe jij hier?'
tussen delen van een opsomming
In de zomer ga ik fietsen, zwemmen, wandelen en raften.
voor voegwoorden als: want, maar, omdat, zoals.
In deze zin staat een komma, want er staat een voegwoord in.
tussen twee persoonsvormen
Pas toen hij dat zei, vielen de puzzelstukjes op z'n plaats.

Slide 9 - Tekstslide

Leestekens

Slide 10 - Tekstslide

Hoe laat begint de les vandaag!
A
leestekens/hoofdletters zijn goed geschreven
B
leestekens/hoofdletters zijn fout geschreven.

Slide 11 - Quizvraag

We rijden vandaag door Nederland, België, en Luxemburg.
A
leestekens/hoofdletters zijn goed geschreven
B
leestekens/hoofdletters zijn fout geschreven.

Slide 12 - Quizvraag

Loop naar de maan.
A
De hoofdletters en leestekens kloppen.
B
De hoofdletters en leestekens kloppen niet.

Slide 13 - Quizvraag

Wil je kaas, jam of hagelslag op je boterham?
A
Hoofdletters en leestekens kloppen.
B
Hoofdletters en leestekens kloppen niet.

Slide 14 - Quizvraag

Op Maandag hebben we een toets.

A
De hoofdletters en leestekens kloppen.
B
De hoofdletters en leestekens kloppen niet.

Slide 15 - Quizvraag

In Maart ben ik jarig!
A
De leestekens zijn goed gebruikt.
B
De leestekens zijn fout gebruikt.

Slide 16 - Quizvraag

De afspraken: 
tekens aan het einde van de zin
Punt
.
Aan het einde van een gewone zin.
Vraagteken
?
Aan het einde van een vraagzin.
Uitroepteken
!
Aan het einde van een uitroep/kreet.

Slide 17 - Tekstslide

De afspraken: 
komma ,
bij een opsomming
In mijn etui zitten potloden, een pen, twee gummen en een geodriehoek.
Als je iemand aanspreekt
Brahim, kun je me dat bord aangeven?
Tussen twee persoonsvormen
Toen Ella nieste, schoot Sara in de lach.
Voor woorden zoals want / maar / omdat
Ik heb mijn huiswerk niet, omdat mijn hond het heeft opgegeten.

Slide 18 - Tekstslide

De afspraken: 
aanhalingstekens "..."
Als je een gesprek opschrijft zoals het gezegd wordt.
"Wat een gedoe," zei Rachid.
Als je een stukje uit een tekst letterlijk overneemt (citeren).
De uitspraak "Meedoen is belangrijker dan winnen" hoort bij de Olympische spelen.
Als je een woord speciale aandacht wilt geven.
Wat betekent het woord "citeren"?

Slide 19 - Tekstslide

Een zin eindigt altijd met een punt.
A
juist
B
onjuist

Slide 20 - Quizvraag

Leestekens maken het lezen makkelijker.
A
juist
B
onjuist

Slide 21 - Quizvraag

Een uitroepteken gebruik je bij een vraag.
A
juist
B
onjuist

Slide 22 - Quizvraag

Als je een aantal dingen opsomt, zet je daar één of meer komma's tussen.
A
juist
B
onjuist

Slide 23 - Quizvraag

Als je iemand aanspreekt, zet je een uitroepteken achter zijn of haar naam.
A
juist
B
onjuist

Slide 24 - Quizvraag

Tussen twee persoonsvormen zet je een komma.
A
juist
B
onjuist

Slide 25 - Quizvraag

Voor woorden zoals want, maar of omdat zet je een komma.
A
juist
B
onjuist

Slide 26 - Quizvraag

Aanhalingstekens gebruik je als je een gesprek opschrijft.
A
juist
B
onjuist

Slide 27 - Quizvraag

Aanhalingstekens gebruik je als je een een stukje tekst letterlijk overneemt.
A
juist
B
onjuist

Slide 28 - Quizvraag

Als je een woord speciale aandacht wilt geven, moet je geen aanhalingstekens gebruiken.
A
juist
B
onjuist

Slide 29 - Quizvraag

Gaad heelemaal goet Komen met die 'leestekens' en 'spelling, tog!
😒🙁😐🙂😃

Slide 30 - Poll

Aan de slag!
  • Jullie gaan opdr. 4, 5, 6, 7, maken (blz. 56-57)
  • Deze opdrachten maken jullie alleen en in stilte.
Klaar?
  • Maak alvast opdracht 8 en 9 (blz. 58)

Slide 31 - Tekstslide