Vakflex 5

Vakflex geschiedenis
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 1 min

Onderdelen in deze les

Vakflex geschiedenis

Slide 1 - Tekstslide

Wat is de beste manier om te leren?
A
Een keer doorlezen
B
Inleven
C
Verbanden leggen
D
Hoofd en bijzaken

Slide 2 - Quizvraag

Inleven
Waarom doen mensen wat ze doen? 
Stel je voor dat jij een van de personen bent die je moet bestuderen en lees wat zij/hij gedaan heeft, en ga na: 
zou jij dat ook hebben gedaan? Of juist niet? Wat zal die persoon gedacht hebben? Werd zij/hij onder druk gezet? En wat gebeurde er vervolgens? 
Had hij/zij dat bedoeld of niet? 
Het gaat erom dat jij zelf ontdekt wat mensen aanzet tot wat ze doen! Ga op reis in de hoofden van mensen uit het verleden en maak vrienden (en vijanden) in de geschiedenis.

Slide 3 - Tekstslide

Verbanden leggen
Begrijp je de oorzaak-gevolg relaties van de gebeurtenissen? Wat zou de voornaamste oorzaak zijn geweest? 
Wat gaf de doorslag (de “druppel”)

Slide 4 - Tekstslide

Ken je begrippen!
De vorsten die het christendom omarmden

Slide 5 - Sleepvraag

Ken je begrippen!
De vorsten die het christendom omarmden

Slide 6 - Sleepvraag

Hoofd en bijzaken

Hoofd- en bijzaken: je hoeft niet alles wat in het boek staat te kennen! 
Concentreer je vooral op de kenmerkende aspecten. Het helpt als je daar een voorbeeld bij hebt.

Slide 7 - Tekstslide

Toepassen
De verspreiding van het christendom (tijd van monniken en ridders)
Wat zorgde voor de verspreiding? Monniken die overtuigd waren van hun geloof en het overal wilden verspreiden. Voorbeeld: Willibrord. Vorsten die het christendom omarmden omdat ze er belang bij hadden. Voorbeeld: Clovis. Bedenk waarom hij er belang bij had. Bedenk ook dat mensen echt geloofden in hun godsdienst: wie God achter zich had kon niet verliezen…En hij had steun van zijn medechristenen en van de bestuurders van de Kerk. 
Combinatie van die twee: de vorst steunt de kerk, wie wat te halen heeft wordt christen, de kerk wordt rijker (schenkingen) en machtiger, vorsten (Karel de Grote) zetten de kerk in om het bestuur te verbeteren, een uitgesproken win-winsituatie (behalve voor wie geen christen wou worden natuurlijk)

Slide 8 - Tekstslide

De beste manier van studeren is: Schrijven
Op verschillende manieren: je bouwt paadjes in je hersenen waardoor je je kennis makkelijker kunt opslaan en activeren.



 Hoe schrijf je het op??

Slide 9 - Tekstslide

Hoe schrijf je het op??
A
Schema
B
Noteer personen/groepen met hun rol in de gebeurtenissen/ontwikkelingen
C
D
Zelf vragen maken en antwoorden opschrijven

Slide 10 - Quizvraag

Hoe je het opschrijft

- Schema: met pijltjes oorzaak-gevolgrelaties aangeven. Denk aan chronologische volgorde: die moet eerst kloppen!

- Noteer personen/groepen met hun rol in de gebeurtenissen/ontwikkelingen

- Mindmap: maak een mindmap waarbij je de bijzaken aan de hoofdzaken hangt en de hoofdzaken met elkaar verbindt in oorzaak-gevolgrelaties






- Zelf vragen maken en antwoorden opschrijven: wel boek dicht doen!

Doe dit ALLEMAAL! Hoe vaker je herhaalt en hoe meer manieren je toepast, hoe beter je alles blijft begrijpen en onthouden. Doe het op de manier die jou het meest aanspreekt.

Maak je graag een mindmap op de computer? Of werk je liever in een schrift? Je kunt ook met losse kaartjes werken om verbanden en chronologische volgorde te laten zien. HOE MEER PLEZIER, HOE BETER JE HET ONTHOUD!












Slide 11 - Tekstslide

Wie is dit?
De proef op de som: Vertel het verhaal! Vertel het aan iedereen die maar horen wil, schrijf het verhaal in eigen woorden op, maak een diapresentatie, kies een persoon en schrijf iets wat hij/zij zelf geschreven kon hebben, maak een game met die persoon als held. 
Merk je dat je dit weinig moeite kost? Dan beheers je de stof.
 
Dat kost tijd en energie! Maar ga eens na hoe vaak een profvoetballer moet trainen!

Slide 12 - Tekstslide

Maak een mindmap over:
De verspreiding van het christendom

Slide 13 - Woordweb

1
1. Je leert altijd eerst het tekstboek.
a) Lees eerst de leertekst.
b) Zorg dat je pen en papier bij de hand hebt.
c) Schrijf tijdens het lezen de belangrijkste dingen op: je maakt nu een uittreksel.
2
2. Daarna test je jezelf vanuit het werkboek.
a) Bekijk wat er staat bij het onderdeel ’kennen & kunnen’.
b) Ga na of je antwoord kunt geven op de genoemde vragen.
c) Ga na of je de vaardigheden beheerst.
3
Het moeilijkste is natuurlijk dit: wat is nu precies belangrijk en wat niet?
a) Door goed mee te doen in de les.
b) Door goed op de dikgedrukte woorden te letten. Daar wordt vaak naar gevraagd!
c) Door je schrift te bestuderen. Daarin kun je de stof terugvinden die in de les behandeld is. Dat is dus belangrijk!

3b
d) Lees telkens een kort stukje. Stop eventjes na het lezen van een paragraaf en vraag je af: 1) Waar gaat het over? 2) Kan ik in de paragraaf verschillende alinea’s ontdekken?

Slide 14 - Tekstslide

So's en repetities

Bij het schoolleven hoort het maken repetities. Hóe je die maakt, verschilt per vak. Ieder vak heeft z’n eigen manier van vragen. Bij de meeste vakken kom je een heel eind door gewoon goed mee te doen in de les en de stof goed door te nemen. Bij een aantal vakken komt het ook op je inzicht aan. Voor een deel is dat ook bij geschiedenis het geval. Vooropgesteld: iedereen kan voor geschiedenis een voldoende op zijn/haar rapport halen. Dat kan door gewoon je taken te doen. Wil je een 8 of hoger gemiddeld staan, dan zul je toch een beetje inzicht moeten hebben.

Slide 15 - Tekstslide

Verschillende soorten vragen
De repetities bij geschiedenis kennen drie soorten vragen. 1.Kennisvragen en inzichtvragen. Vooral bij de tweede soort vragen worden vaak bronnen gebruikt.

Slide 16 - Tekstslide

Kennisvragen
Kennisvragen zijn vragen die iedereen moet kunnen beantwoorden die de stof goed geleerd heeft. 
Voorbeeld: 
1. Tegen welke vijand vochten de Grieken gezamenlijk een oorlog uit? 
2. Noem een oorzaak voor het uitbreken van deze oorlog? 

Je hebt hier dus voldoende aan de kennis die je hebt opgedaan.

Slide 17 - Tekstslide

Inzichtsvragen!
Inzichtvragen zijn vragen waar je de stof voor moet kennen, maar waarbij je ook dieper over de stof moet nadenken. Meestal beginnen deze vragen met ’Leg uit…’. 


Slide 18 - Tekstslide

Voorbeeld: Leg uit waarom we de ontdekking van de landbouw zowel een revolutie als een evolutie kunnen noemen.

Slide 19 - Open vraag

Bronvraag
Een repetitie bevat altijd vragen waarbij je bronnen moet gebruiken. 
Een stukje tekst, een plaatje of een grafiekje. Je moet dan eerst goed de bron begrijpen. We gaan hier veel mee oefenen, want het kan best lastig zijn. 
Vergeet nooit: bij een antwoord op een bronvraag moet je altijd de bron gebruiken! Doet dat door woorden/zinnen uit de bron over te nemen. Of je schrijft in het geval van een plaatje: ’De bron laat zien dat…’.


Grafiek over koeien in Nederland

Slide 20 - Tekstslide

Welke provincie heeft de meeste koeien?
A
Friesland
B
Noor-Holland
C
Overijsel
D
Flevoland

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Tekstslide

Elk vak is net even anders leren
Hoe leer je voor aardrijkskunde?

Mevrouw/ meneer ik snap er niets van, ik heb uren en uren geleerd voor aardrijkskunde en nu haal ik weer een onvoldoende.

Vaak als je dan doorvraagt, kom ik erachter dat de leerlingen heel hard alles in hun hoofd gestampt hebben, maar als ik naar de betekenis vraag in eigen woorden of een voorbeeld... dan komen ze er niet meer uit. Eigenlijk moet je als je aardrijkskunde geleerd hebt voor de spiegel gaan staan en het hoofdstuk met voorbeelden aan je spiegelbeeld kunnen uitleggen.
wat tips:

Slide 23 - Tekstslide

Welke gebruik jij het meest?
Lees/ leer de tekst zin voor zin ( na iedere zin: wat staat er? Wat, waar, waarom daar?)
Leer de begrippen uit je hoofd ( betekenis in je eigen woorden)
Bedenk een voorbeeld bij het begrip
Leer de aantekeningen die de docent geeft
Gebruik de : weet je / kun je / begrijp je- lijst voorin het werkboek
Maak een samenvatting van iedere paragraaf ( begin hier alvast aan tijdens de lessen)
Wees kritisch, vraag dingen die je niet begrijpt of niet helemaal duidelijk zijn aan de docent.

Slide 24 - Poll

Het leren van geschiedenis

Hoe pak je het leren voor geschiedenis het beste aan?

Slide 25 - Tekstslide

Waarom wordt geschiedenis door veel leerlingen als lastig ervaren?
In de teksten uit geschiedenisboeken is de informatiedichtheid vaak heel hoog. Dat betekent: veel informatie in weinig woorden.

Dat betekent ook:
  • het is lastig om hoofdzaken van bijzaken te onderscheiden;
  • het is lastig om een samenvatting te schrijven.

Slide 26 - Tekstslide

Hoe pak je het leren voor geschiedenis het beste aan?
De belangrijkste begrippen voor bij het leren:
hoofd- en bijzaken scheiden, begrippen en jaartallen

1. Lees de tekst
2. Bestudeer wat je moet weten en kunnen (a/h begin of eind v/h hfdst)
3. Bekijk de titels van het hfdst en de paragrafen
4. Werp een blik op dik gedrukte begrippen
7. Stel jezelf de vraag: wie zijn de belangrijkste personen in de tekst?
8. Stel jezelf de vraag: wat zijn de belangrijkste gebeurtenissen in de tekst?

Slide 27 - Tekstslide

Wat doe ik verder met de teksten in de leerstof?
  • Welke begrippen zijn vet- of cursief gedrukt, of onderstreept

  • Welke namen/begrippen worden vaak herhaald? 

  • Begrijp ik alle woorden? Nee, lees nog eens door of zoek ze op 

  • Staan er jaartallen in? En op welke manier worden die gebruikt?

Slide 28 - Tekstslide

''Geschiedenis kun je makkelijk één dag van te voren leren''
A
Waar
B
Niet waar

Slide 29 - Quizvraag

En hoe leer ik het beste begrippen, personen en jaartallen?


  • Flashcards! Of studiekaarten, zoals ze in het Nederlands heten.

Slide 30 - Tekstslide

Hoe leer jij voor geschiedenis?

Slide 31 - Open vraag

Begrippen leren
  • Aan het einde van het hoofdstuk in je boek
  • Vaak opschrijven (minstens 5x)
  • Flashcards
  • Overhoren

Slide 32 - Tekstslide

Bijvoorbeeld...
Prehistorie is de periode waarin een volk geen schrift gebruikt.
Prehistorie is de periode waarin een volk geen schrift gebruikt.
Prehistorie is de periode waarin een volk geen schrift gebruikt.
Prehistorie is de periode waarin een volk geen schrift gebruikt.
Prehistorie is de periode waarin een volk geen schrift gebruikt.
Prehistorie is de periode waarin een volk geen schrift gebruikt.
Prehistorie is de periode waarin een volk geen schrift gebruikt.

Slide 33 - Tekstslide

Voorkant
Achterkant
Prehistorie
de periode waarin een volk geen schrift gebruikt.

Slide 34 - Tekstslide

Voorkant
Achterkant
Irrigatielandbouw
Landbouw waarbij met kanalen en andere waterwerken de akkers worden bevloeid.

Slide 35 - Tekstslide

Wat is akkerbouw?
Verbouwen van gewassen, zoals graan en groenten!

Slide 36 - Tekstslide

"Meneer hoe maak ik een samenvatting voor geschiedenis?"

Slide 37 - Tekstslide

Samenvatten
  • Met de tekst uit je boek.
  • Mindmap
  • Schrijven 

Slide 38 - Tekstslide

Mindmap
We maken er samen één!

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Tips
  • Bekijk je aantekeningen (schrift) en de LessonUps (studiewijzer).
  • Bekijk filmpjes over het onderwerp (SchoolTV/LessonUps).
  • Maak de afsluiting in je boek.
  • Doe goed mee met de oefentoets.
  • Laat je overhoren.
  • Laat je samenvatting aan mij zien en stel op tijd vragen.
  • BEGIN OP TIJD!!!!

Slide 41 - Tekstslide

Samenvattingsschema

Slide 42 - Tekstslide

Samenvatting
- kun je de deelvraag beantwoorden?
eigen woorden! 
Lijstje van begrippen (en betekenis die je zelf bedenkt!)
- Kijk per zin: is dit belangrijk?
- Gekozen zinnen in eigen woorden
-Symbolen/tabellen/schema's in plaats van tekst!
- Kleurtjes: (geel=begrippen, blauw=personen, groen=leerdoel, rood=jaartallen)

Slide 43 - Tekstslide

Hoe pak je het leren voor geschiedenis het beste aan?
Allereerst nog algemene tips:

1. Begin op tijd, want je moet herhalen. 
    Alleen met herhalen, blijft de stof
    hangen.

2. Plan pauzes in, want je hersenen
    moeten de informatie verwerken én
    gaan op een gegeven moment 'uit'.

Slide 44 - Tekstslide