Oefentoets Interbellum

Oefentoets Interbellum
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Oefentoets Interbellum

Slide 1 - Tekstslide




Oefentoets
Het interbellum

Slide 2 - Tekstslide

Wanneer is het Interbellum?
A
1914-1918
B
1918-1933
C
1918-1939
D
1940-1945

Slide 3 - Quizvraag

Wat betekent Interbellum?

Slide 4 - Open vraag

Wat was het Verdrag van Versailles?
A
Een verdrag dat gesloten werd in 1919
B
Een nieuwe grondwet in Frankrijk
C
Een wapenstilstand tussen Duitsland en Engeland
D
Een verdrag dat werd gesloten na de Tweede Wereldoorlog

Slide 5 - Quizvraag

Wanneer waren de roaring twenties
A
1920 - 1935
B
1919 - 1929
C
1914 - 1918
D
1929 - 1939

Slide 6 - Quizvraag

Bij welk begrip past deze foto goed?
A
Hyperinflatie
B
Staatsgreep
C
Demilitarisatie
D
Dolkstootlegende

Slide 7 - Quizvraag

Wat schreef Hitler NIET in 'Mein Kampf'?
A
Duitsland moet groter worden
B
De Vrede van Versailles moet worden afgeschaft
C
Duitsland streeft naar meer gelijkheid
D
Duitsland heeft grondstoffen nodig

Slide 8 - Quizvraag

Wanneer was de beurskrach
A
1929
B
1925
C
1933
D
1919

Slide 9 - Quizvraag

Wat is een van de oorzaken van de Beurskrach?
A
Duitsland heeft te grote schulden
B
Amerikanen lenen te veel
C
Amerikanen verkopen massaal hun aandelen
D
Amerikanen kochten massaal aandelen

Slide 10 - Quizvraag

De knokploeg en de beveiliging van de NSDAP worden ... genoemd.
A
Gestapo
B
SA
C
SS
D
Hitlerjugend

Slide 11 - Quizvraag

De lijfwacht van Hitler/leger wordt ... genoemd.
A
NSB
B
SA
C
SS
D
VS

Slide 12 - Quizvraag

Wie legde de basis voor het fascisme?
A
Mussert
B
Franco
C
Hitler
D
Mussolini

Slide 13 - Quizvraag

Fascisme of nationaal-socialisme?
A
fascisme: mensen zijn ongelijk
B
fascisme: leidersbeginsel
C
Nationaal- socialisme: antisemitisme
D
Nationaal-socialisme: er staat Duitse tekst op

Slide 14 - Quizvraag

Kenmerk?
A
fascisme: nationalisme
B
fascisme: levensruimte
C
nationaal- socialisme: nationalisme
D
nationaal- socialisme: levensruimte

Slide 15 - Quizvraag

Wanneer begint de Republiek van Weimar?
A
november 1918
B
juni 1919
C
oktober 1917
D
januari 1919

Slide 16 - Quizvraag

Wat gebeurde er niet in het jaar 1923
A
inval van Frankrijk
B
Dawesplan
C
mislukte staatsgreep Hitler
D
hyperinflatie

Slide 17 - Quizvraag

Wat houdt het Dawesplan in?
A
Duitsland krijgt lening van VS voor o.a. herstelbetalingen
B
Duitsland begint weer met het betalen van herstelbetalingen
C
Frankrijk en Engeland verlagen de herstelbetalingen
D
Frankrijk en Engeland geven Duitsland uitstel van de herstelbetalingen

Slide 18 - Quizvraag

Wat klopt niet? Waarom groeit in het jaar 1929 de NSDAP?
A
economische crisis
B
goed gebruik van moderne media door NSDAP
C
Mein Kampf was een populair boek
D
Massabijeenkomsten van NSDAP

Slide 19 - Quizvraag

Wat betekent het woord NSDAP
A
nationaal socialistische Duitse arbeiderspartij
B
nationaal socialistische democratische partij
C
nationaal socialistische Duitse Algemene partij
D
nationaal socialistische Duitse arische partij

Slide 20 - Quizvraag

Welk kenmerk van fascisme?
A
gevoel gaat boven verstand
B
nationalisme
C
mensen zijn ongelijk
D
verheerlijking van geweld

Slide 21 - Quizvraag

Wie is deze man?
A
Lenin
B
Stalin
C
Mussert
D
Mussolini

Slide 22 - Quizvraag

Welk begrip past er het beste bij de afbeelding?
A
Showproces
B
Geheime Politie
C
Terreur
D
Collectivisatie

Slide 23 - Quizvraag

Welke oorzaak voor de val van de Weimar Republiek zie je op de afbeelding?
A
Hitler aan de macht
B
Hyperinflatie
C
Beurskrach
D
Vrede van Versailles

Slide 24 - Quizvraag

Hoe wordt het idee genoemd om Duitsland geld te lenen om de crisis te verminderen?

Slide 25 - Open vraag

Leg uit hoe de crisis van de VS in 1929 invloed kon hebben op de situatie in Duitsland

Slide 26 - Open vraag

Hoe wordt de fascistisch leider van Italië genoemd?

Slide 27 - Open vraag

Wat is het verschil tussen Hitler en Mussolini als je één woord mag gebruiken?

Slide 28 - Open vraag

Wat is géén kenmerk van het fascisme?
A
Sterke leider
B
Democratisch
C
Nationalisme
D
Geweld is goed

Slide 29 - Quizvraag

Welk begrip past het beste bij de afbeelding?
A
Antisemitisme
B
Rassenleer
C
Dictatuur
D
Gelijkschakeling

Slide 30 - Quizvraag

Hoe wordt het genoemd als je gehersenspoeld wordt waardoor je denkt dat alle ideeën van bv Hitler waar zijn?

Slide 31 - Open vraag

"We moeten met Hitler gaan praten om oorlog te voorkomen" Welk begrip past hierbij?
A
Indoctrinatie
B
Gelijkschakeling
C
Pleasen
D
Appeasement

Slide 32 - Quizvraag

Welke organisatie in Nazi Duitsland was er speciaal voor vrouwen?
A
SA
B
SS
C
HJ
D
BDM

Slide 33 - Quizvraag

Hoe kan het dat in Nederland in de crisis werklozen aan het werk zijn?
A
Aanpassingspolitiek
B
Werkverschaffing
C
Bezuiniging
D
Mussertisme

Slide 34 - Quizvraag

Waardoor had het nationaalsocialisme minder succes in NL?

Slide 35 - Open vraag

Communisme
Nationaalsocialisme
Fascisme

Slide 36 - Tekstslide


"De Joden hebben ervoor gezorgd dat er nu een economische crisis is"
A
Fascisme
B
Nationaalsocialisme
C
communisme

Slide 37 - Quizvraag


"Privébezit? Daar doen wij niet aan!!!"
A
Fascisme
B
Nationaalsocialisme
C
communisme

Slide 38 - Quizvraag


"We hebben een sterke leider nodig die het land er weer bovenop krijgt"
A
Fascisme
B
Nationaalsocialisme
C
communisme

Slide 39 - Quizvraag