Samenhang: signaalwoorden herkennen

Samenhang
Signaalwoorden en tekstverbanden herkennen
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Samenhang
Signaalwoorden en tekstverbanden herkennen

Slide 1 - Tekstslide

Tekstverband
Signaalwoorden
Voorbeelden
Tijd
Daarna, later, sinds, tijdens, vervolgens, eerst, terwijl, etc.
Hij ving de bal, terwijl hij viel.
Opsomming
Bovendien, daarnaast, en, ook, ten eerste..., tevens, etc.
We gaan timmeren vandaag. Ook gaan we zagen.
Argumentatie
Daarom, omdat, want, namelijk, aangezien,etc.
Ik ben ziek, want ik heb koorts.
Voorbeeld / Toelichting
Bijvoorbeeld, zo, zoals, onder andere, etc.
Ik hou van Italiaans eten, zoals pizza en pasta.

Slide 2 - Tekstslide

Noem het tekstverband.

Op het rooster staan vandaag vaktheorie en rekenen. Verder hebben we Nederlands en LB.
A
Tijd
B
Opsomming
C
Argumentatie
D
Voorbeeld/toelichting

Slide 3 - Quizvraag

Noem het tekstverband.

Nog voordat Jaap was uitgesproken gooide Sofie hem een glas water in het gezicht.
A
Tijd
B
Opsomming
C
Argumentatie
D
Voorbeeld/toelichting

Slide 4 - Quizvraag

Noem het tekstverband.

Ik hou van FPS-games, zoals Call of Duty.
A
Tijd
B
Opsomming
C
Argumentatie
D
Voorbeeld/toelichting

Slide 5 - Quizvraag

Signaalwoorden
Afgelopen weekend was weer een gezellig en fijn weekend. Ten eerste heb ik  lekker uitgeslapen en daarna uitgebreid ontbeten. Ten tweede ben ik een eind gaan wandelen en vervolgens heb ik de gang geschilderd. Tenslotte hebben we pizza besteld en een leuke film gekeken.

Slide 6 - Tekstslide

Je hebt net de tekst gelezen, welke signaalwoorden heb je gezien?

Slide 7 - Open vraag

Noem het tekstverband.

Natalie gaat lopend naar school, want haar band is lek.
A
Tijd
B
Opsomming
C
Argumentatie
D
Voorbeeld/toelichting

Slide 8 - Quizvraag

In het weekend maak ik nooit huiswerk. Ik doe dan alleen leuke dingen, zoals afspreken met vrienden, gamen.
A
Tijd
B
Opsomming
C
Argumentatie
D
Voorbeeld/toelichting

Slide 9 - Quizvraag

Ik ga vandaag eerst naar school. Daarna ga ik sporten.

A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Tijd
D
Conclusie

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de functie van 'daardoor' ?
Het heeft gesneeuwd, daardoor rijden er geen treinen.
A
oorzaak-gevolg
B
doel-middel
C
tegenstelling
D
conclusie

Slide 11 - Quizvraag

Mijn vader houdt niet van winkelen, maar mijn moeder vindt het heel erg leuk.
A
Conclusie
B
Voorbeeld
C
Tegenstelling
D
Oorzaak en gevolg

Slide 12 - Quizvraag

Kortom, we winnen deze wedstrijd wel.
A
Tegenstelling
B
Tijd
C
Conclusie
D
Voorbeeld

Slide 13 - Quizvraag

En nu aan het werk!

Slide 14 - Tekstslide