Grote Taalblokkenquiz 1-8 3F

Hoe was het ook alweer?
De grote
Taalblokken Quiz
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoe was het ook alweer?
De grote
Taalblokken Quiz

Slide 1 - Tekstslide

Welke tekstsoorten ken je?

Slide 2 - Open vraag

Tekstsoorten
1. Informatieve tekst
2. Betoog
3. Instructie
4. Verhalende tekst

Slide 3 - Tekstslide

Wat is het doel van een nieuwsbericht?
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Uitleggen hoe je iets doet
D
Vermaken

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het doel van een recensie?
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Uitleggen hoe je iets doet
D
Vermaken

Slide 5 - Quizvraag

Welke leesstrategieën ken je?

Slide 6 - Open vraag

Leesstrategieën
  • Verkennend lezen - Je wilt een indruk krijgen van de tekst, wat voor tekstsoort het is. Je bekijkt titel, tussenkopjes en afbeeldingen.
  • Globaal lezen - Je wilt de hoofdlijnen weten. Je leest inleiding, slot en kernzinnen.
  • Intensief lezen - Je wilt de tekst begrijpen. Je leest de tekst helemaal.

  • Gericht / zoekend lezen - Je wilt antwoord op een vraag en zoekt naar een bepaald woord.

Slide 7 - Tekstslide

Je zoekt een nieuwe telefoon. Je kijkt in het reclameblaadje van de Mediamarkt.
Welke leesstrategie gebruik je?
A
Verkennend
B
Globaal
C
Intensief
D
Gericht/zoekend

Slide 8 - Quizvraag

Welke leesstrategie gebruik je?

Je ziet op internet een artikel en wilt weten met wat voor soort tekst je te maken hebt.
A
Verkennend
B
Globaal
C
Intensief
D
Gericht/zoekend

Slide 9 - Quizvraag

Welke leesstrategie gebruik je?

Je krijgt een opdracht op papier. Je wilt weten waar de opdracht op hoofdlijnen over gaat.
A
Verkennend
B
Globaal
C
Intensief
D
Gericht/zoekend

Slide 10 - Quizvraag

Maak van de volgende vraag een open vraag:

Vind je de nieuwe iPhone mooi?

Slide 11 - Open vraag

Stel, je begeleidt een activiteit in het clubhuis waar je werkt en je vraagt: "Jij wil zeker niet meer meedoen?"
Wat voor soort vraag is dit? (01)
A
Open vraag
B
Gesloten vraag
C
Controlevraag
D
Suggestieve vraag

Slide 12 - Quizvraag

Noem (ten minste) 1 voordeel en 1 nadeel van het stellen van open vragen.

Slide 13 - Open vraag

Noem (ten minste) 1 voordeel en 1 nadeel van het stellen van gesloten vragen.

Slide 14 - Open vraag

Welk antwoord is waar?
De 'hoofdgedachte' van een tekst geeft weer...
A
Wat er in het hoofd omgaat van de schrijver
B
Het belangrijkste dat de schrijver wil zeggen over het onderwerp
C
Waar de tekst over gaat
D
De belangrijkste gedachte van de lezer

Slide 15 - Quizvraag

Tekstverband
Signaalwoorden
Voorbeelden
Tijd
Daarna, later, sinds, tijdens, vervolgens, eerst, terwijl, etc.
Hij ving de bal, terwijl hij viel.
Opsomming
Bovendien, daarnaast, en, ook, ten eerste..., tevens, etc.
We gaan timmeren vandaag. Ook gaan we zagen.
Argumentatie
Daarom, omdat, want, namelijk, aangezien,etc.
Ik ben ziek, want ik heb koorts.
Voorbeeld / Toelichting
Bijvoorbeeld, zo, zoals, onder andere, etc.
Ik hou van Italiaans eten, zoals pizza en pasta.

Slide 16 - Tekstslide

Signaalwoorden
Afgelopen weekend was weer een gezellig en fijn weekend. Eerst heb ik  lekker uitgeslapen en daarna uitgebreid ontbeten. Toen ben ik naar de markt gewandeld en heb daar fruit gekocht, zoals appels, peren en mandarijnen. Ten slotte hebben we pizza besteld en een leuke film gekeken.

Slide 17 - Tekstslide

Je hebt net de tekst gelezen, welke signaalwoorden heb je gezien?

Slide 18 - Open vraag

Slide 19 - Tekstslide

Uit welke 3 onderdelen bestaat een goede tekst?

Slide 20 - Open vraag

Opbouw Tekst
1. Inleiding
2. Kern
3. Slot

Slide 21 - Tekstslide

De inleiding is bedoeld om het onderwerp aan te kondigen en de aandacht te trekken
A
Waar
B
Onwaar

Slide 22 - Quizvraag

In de kern staan alleen hoofdzaken
A
Waar
B
Onwaar

Slide 23 - Quizvraag

Een samenvatting van het artikel staat in de inleiding
A
Waar
B
Onwaar

Slide 24 - Quizvraag

In het slot staat vaak een conclusie
A
Waar
B
Onwaar

Slide 25 - Quizvraag

Tekstverband
Signaalwoorden
Voorbeelden
Tijd
Daarna, later, sinds, tijdens, vervolgens, eerst, terwijl, etc.
Hij ving de bal, terwijl hij viel.
Opsomming
Bovendien, daarnaast, en, ook, ten eerste..., tevens, etc.
We gaan timmeren vandaag. Ook gaan we zagen.
Argumentatie
Daarom, omdat, want, namelijk, aangezien,etc.
Ik ben ziek, want ik heb koorts.
Voorbeeld / Toelichting
Bijvoorbeeld, zo, zoals, onder andere, etc.
Ik hou van Italiaans eten, zoals pizza en pasta.

Slide 26 - Tekstslide

Noem het tekstverband.

Nog voordat Jaap was uitgesproken gooide Sofie hem een glas water in het gezicht.
A
Tijd
B
Opsomming
C
Argumentatie
D
Voorbeeld/toelichting

Slide 27 - Quizvraag

Noem het tekstverband.

Natalie gaat lopend naar school, want haar band is lek.
A
Tijd
B
Opsomming
C
Argumentatie
D
Voorbeeld/toelichting

Slide 28 - Quizvraag

Noem het tekstverband.

Op het rooster staan vandaag vaktheorie en rekenen. Verder hebben we Nederlands en LB.
A
Tijd
B
Opsomming
C
Argumentatie
D
Voorbeeld/toelichting

Slide 29 - Quizvraag

Noem het tekstverband.

Ik hou van FPS-games, zoals Call of Duty.
A
Tijd
B
Opsomming
C
Argumentatie
D
Voorbeeld/toelichting

Slide 30 - Quizvraag

Je hebt een gesprek gehad met je baas en schrijft een verslag. Wat schrijf je op?
A
Hoofdzaken
B
Bijzaken
C
Allebei

Slide 31 - Quizvraag

Hoofdzaken geven antwoord op een van de 5 W-vragen.
Noem de 5 W-vragen.

Slide 32 - Open vraag

 5 W-vragen
1. Wie
2. Wat
3. Waar
4. Wanneer
5. Waarom / hoe

Slide 33 - Tekstslide

Welk antwoord is juist?
Om te beoordelen of een tekst betrouwbaar is, let je op...
A
De deskundigheid en onafhankelijkheid van de schrijver / spreker.
B
Of de tekst goed in elkaar zit.
C
Of het een leuke tekst is.
D
Of de inhoud geloofwaardig klinkt.

Slide 34 - Quizvraag

Fietsers zouden echt een helm moeten dragen, scooterrijders moeten dat ook.
A
Drogreden: Verkeerde vergelijking
B
Drogreden: Onjuiste beroep op autoriteit
C
Drogreden: Ontduiken van bewijslast
D
Drogreden: Overhaaste generalisatie

Slide 35 - Quizvraag

Wat weet jij nou van gezondheid, je bent zelf veel te dik!
A
Drogreden: Overhaaste generalisatie
B
Drogreden: Onjuiste oorzaak-gevolg relatie
C
Drogreden: Persoonlijke aanval
D
Drogreden: Ontduiken van bewijslast

Slide 36 - Quizvraag

Zo, dat waren alle hoofdstukken.
Viel het je mee of tegen?
0: Ik vond het super moeilijk
10: Ik vond het makkelijk
0100

Slide 37 - Poll

En nu:
- Oefenen met de hoofdstukken die je tegenvielen
- Extra lezen opdrachten maken

Slide 38 - Tekstslide