Fictie Personages

Personages
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Personages

Slide 1 - Tekstslide

Om mee te beginnen:
1. Waar gaat deze film over? 
2. Is het duidelijk wie de hoofdpersoon is?

https://www.youtube.com/watch?v=pDak4qLyF4Q 

Slide 2 - Tekstslide

Voor vandaag: 
  • Je kent het verschil tussen een 'round character' en een 'flat character'. 
  •  Je kunt benoemen wie de hoofdpersoon is. 
  • Je kunt woordraadstrategieën toepassen. 

Slide 3 - Tekstslide

Hoofdpersonen
Je leert de hoofdpersoon goed kennen:
- je weet wat hij/zij denkt en voelt
- je kent de karaktereigenschappen (verlegen, zelfverzekerd, nieuwsgierig, egoïstisch)
- je weet hoe hij/ zij eruitziet
- je weet waar, hoe en met wie hij/ zij woont
Je kunt je dus goed inleven in de hoofdpersoon

Slide 4 - Tekstslide

Hoofdpersonen (vwo)
Sympathiek personage:  
Je leeft helemaal met de hoofdpersoon mee, omdat je veel van hem/ haar te weten komt. Je gaat hem/ haar dus snel aardig vinden. 
Antipathiek personage:
De schrijver kan ervoor zorgen dat je een hekel aan een personage krijgt. 
     

Slide 5 - Tekstslide

Personages 


Bijpersoon

- Flat character
- Je leert maar een paar karaktereigenschappen kennen. 
- Veranderen niet.
- Reageren vaak voorspelbaar.
Hoofdpersoon

- Round character
- Je leert verschillende karaktereigenschappen kennen.
- Veranderen wel. 
- Reageren niet steeds hetzelfde.
- Je leest meestal gedachten en gevoelens.

Slide 6 - Tekstslide

Wie zijn de round en flat characters in de volgende trailer?

Slide 7 - Open vraag

Slide 8 - Video

Slide 9 - Video

Slide 10 - Video

Aan de slag
  • Individueel en in stilte. 
  • Vragen? Na tien minuten.
  • Eerder klaar? Ga alvast aan de slag met opdracht vijf.

Opdracht: lees 1.1 Fictie tekst een:
- Maak opdracht twee en drie op pagina tien. Noteer de antwoorden in je schrift.  
- Kies vijf woorden uit de woordenlijst. Noteer deze in je schrift. Probeer met behulp van woordraadstrategieën de betekenis te achterhalen. 

Slide 11 - Tekstslide

Een bijpersoon speelt een minder belangrijke rol in een verhaal.
Bovenstaande uitspraak is
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quizvraag

In een verhaal krijg je veel informatie van de hoofdpersoon.
Bovenstaande uitspraak is
A
Niet waar
B
waar

Slide 13 - Quizvraag

Wat zijn de kenmerken van een 'round character'?

Slide 14 - Open vraag

Wat zijn de kenmerken van een 'flat character'?

Slide 15 - Open vraag

Voor vandaag: 
  • Ik weet hoe de elevatorpitch beoordeeld gaat worden. 
  • Ik werk mijn elevatorpitch verder uit. 
  • Ik controleer het nakijkwerk van VGL.  

Slide 16 - Tekstslide

Voor vandaag: 
  • Ik kan uitleggen wat beeldspraak betekent
  • Ik kan beeldspraak herkennen 
  • Ik weet wat het verschil is tussen een vergelijking en een metafoor
  • Ik controleer het nakijkwerk van VGL 

Slide 17 - Tekstslide