Spreekwoorden en uitdrukkingen: wat is het verschil?

Spreekwoorden en uitdrukkingen: wat is het verschil?

Leerdoel

Aan het einde van deze les weet je wat het verschil is tussen een spreekwoord en uitdrukking.

Introduceer het leerdoel van de les.

Wat weet je al over spreekwoorden en uitdrukkingen?

Wat zijn spreekwoorden?

Spreekwoorden zijn korte zinnen die een algemene waarheid of wijsheid uitdrukken.

Leg uit wat spreekwoorden zijn en geef voorbeelden.

Voorbeelden van spreekwoorden

Voorbeelden van spreekwoorden zijn: 'De appel valt niet ver van de boom' en 'Wie goed doet, goed ontmoet'.

Noem enkele voorbeelden van spreekwoorden en vraag de leerlingen om zelf voorbeelden te bedenken.

Wat zijn uitdrukkingen?

Uitdrukkingen zijn combinaties van woorden die een figuurlijke betekenis hebben.

Leg uit wat uitdrukkingen zijn en geef voorbeelden.

Voorbeelden van uitdrukkingen

Voorbeelden van uitdrukkingen zijn: 'De knuppel in het hoenderhok gooien' en 'De laatste loodjes wegen het zwaarst'.

Noem enkele voorbeelden van uitdrukkingen en vraag de leerlingen om zelf voorbeelden te bedenken.

Wat is het verschil?

Het verschil tussen een spreekwoord en uitdrukking is dat een spreekwoord altijd letterlijk kan worden genomen, terwijl een uitdrukking een figuurlijke betekenis heeft.

Leg het verschil tussen spreekwoorden en uitdrukkingen uit en vraag de leerlingen om voorbeelden te geven.

Oefening

Geef voorbeelden van zinnen en vraag de leerlingen om aan te geven of het een spreekwoord of uitdrukking is.

Geef een oefening om te zien of de leerlingen begrijpen wat het verschil is tussen een spreekwoord en uitdrukking.

Samenvatting

Een spreekwoord is een korte zin die een algemene waarheid of wijsheid uitdrukt. Een uitdrukking is een combinatie van woorden die een figuurlijke betekenis heeft.

Vat de les kort samen en benadruk het verschil tussen spreekwoorden en uitdrukkingen.

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.