3M 6.6 Aanpassingen bij planten NOG NIET KLAAR

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Startopdracht - Zelfstandig stil

Maak de opdrachten voorkennis 
'Wat weet je al over ecologie?', op je chromebook. 





Boek blz. 68
  1. Loop rustig het lokaal binnen en praat zachtjes
  2. Ga zitten op je stoel
  3. Je jas hang je over je stoel
  4. Pak je chromebook, boek, schrift + pen

timer
8:00

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Begintaak

Zal de vogel van de afbeelding
grijppoten hebben?
Leg je antwoord uit.

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zijn vogels aangepast aan hun leefwijze?
  • Vorm van de snavel 
  • Poten van vogels

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programma
  • Start thema 6 Ecologie
  • Leerdoelen
  • Uitleg basisstof 6.1 --> Eten en gegeten worden

  • Opdrachten maken
  • Afsluiting --> leerdoelen checken

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Ecologie

  • 6.1 Eten en gegeten worden les 1
  • 6.2 Piramiden
  • 6.3 Koolstofkringloop en stikstofkringloop
  • 6.4 Biologisch evenwicht
  • 6.5 Aanpassing bij dieren
  • 6.6 Aanpassing bij planten

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  • Je kunt beschrijven dat bij fotosynthese energierijke stoffen worden gevormd uit energiearme stoffen en hoe bij verbranding de energie weer vrijkomt.
  • Je kunt voedselrelaties tussen organismen beschrijven

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel 6.6 =
Na deze les kan ik uitleggen hoe planten zijn aangepast aan hun leefomgeving.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

aanpassingen aan een droge omgeving
  • Planten moeten water en CO2 opnemen en                                                         licht krijgen om te overleven (fotosynthese). 

  • De CO2  nemen planten op via huidmondjes.

  • Dat zijn kleine openingen in de opperhuid van de bladeren. 

  • Via de huidmondjes geven ze ook zuurstof en waterdamp af. 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

aanpassingen aan een droge omgeving
In een droge omgeving kan een plant makkelijk uitdrogen. 
Planten die in een droge omgeving groeien, hebben daarom aanpassingen;
  1. Weinig huidmondjes
  2. dik waslaagje
  3. bladeren met klein oppervlak
  4. behaarde bladeren en stengels

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Klein bladoppervlak
(dit gaat verdamping van water tegen)
  • waslaagje
(dit gaat verdamping van water 
tegen)

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Behaarde bladeren en stengels
hierdoor wordt de waterdamp minder snel afgevoerd (door de wind)

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • weinig huidmondjes, 
die vaak dieper in het blad liggen
De meeste huidmondjes zitten aan de onderkant van de bladeren en liggen vaak wat dieper. 
De wind neemt dan minder snel waterdamp mee. 

Bij sommige planten gaan de huidmondjes overdag zelfs dicht. 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In de woestijn...

regent het soms maanden niet. Als het dan wel regent, moeten planten water opslaan. 

Vetplanten slaan water op in kleine dikke bladeren. De bladeren van vetplanten hebben weinig en kleine huidmondjes. 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Cactussen....
.... slaan het water op in de stengel. 
  • De bladeren hebben de vorm van stekels. 
  • Stekels houden een laagje vocht uit de lucht vast en geven een klein beetje schaduw. Dat zorgt voor minder verdamping. 
  • CO2 wordt opgenomen via huidmondjes in de stengel. 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sommige cactussen ......
...hebben een breed en uitgegroeid wortelstelsel.
Daardoor kunnen ze na een regenbui heel snel veel water opnemen. 

Andere cactussen hebben heel lange wortels, die diep in de bodem gaan, waardoor ze bij diepere waterlagen kunnen komen. 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planten in een koude omgeving........
.... zijn ook aangepast aan droge omstandigheden.

In de winter is het water in de grond bevroren en kunnen ze minder water opnemen.

Daarom laten loofbomen in de herfst hun bladeren vallen en 
hebben naaldbomen naaldvormige bladeren met een dikke waslaag.  

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planten in een vochtige omgeving:
  • Hebben juist veel huidmondjes dicht aan de oppervlakte.
  • De bladeren zijn groot en dun.
  • De bladeren zijn bedekt met een dunne waslaag.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waterplanten....
.....leven in het water, zoals bijvoorbeeld waterlelies.

Waterlelies groeien in water van maximaal 4 meter diep.
De wortels zitten vast in de bodem en de bladeren drijven op het water.  
  • De huidmondjes zitten alleen aan de bovenkant van de bladeren. 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waterlelies hebben holle stengels.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Alle plantencellen hebben zuurstof nodig voor verbranding. 
In de modder van de bodem is weinig zuurstof.

Daarom hebben planten die met hun wortels onder water in de modder groeien, luchtkanalen in hun stengels om zuurstof op te nemen. 
Hierdoor krijgen ook de cellen van de wortels voldoende zuurstof.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planten die helemaal onder water leven hebben geen huidmondjes.

  • Ze nemen mineralen, CO2 en water op met de bladeren.
  •  Wortels heeft de plant alleen om zich vast te houden aan de bodem. 
 

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aanpassingen aan het licht
Planten hebben licht nodig voor de fotosynthese.

  • Sommige planten groeien het best bij veel licht.
  • Deze zonplanten komen vooral voor op plaatsen waar weinig of geen schaduw is, bijvoorbeeld een open veld. 


Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aanpassingen aan het licht

  • Schaduwplanten groeien het best bij weinig licht.
  • Deze planten komen voor op plaatsen met veel schaduw, bijvoorbeeld in bossen met veel bomen. 
  • schaduwplanten groeien vaak in het voorjaar. Ze krijgen dan het meeste licht, omdat de bomen dan niet niet veel bladeren hebben.
  • Schaduwplanten hebben vaak grote, dunne bladeren die donkergroen van kleur zijn. (door het grote aantal bladgroenkorrels)




Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

(optimumkromme; licht/groei plant)

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Klimplanten
Klimplanten houden zich met hechtwortels vast aan muren en andere planten.

Sommige klimplanten nemen voedingsstoffen op uit de plant waar ze op groeien.

Klimplanten groeien snel. Hoe hoger ze komen, hoe meer licht ze kunnen opvangen.

Er zijn ook klimplanten die zicht vasthouden met ranken. Die ranken groeien om een stok of tak van een andere plant. 

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk

Lezen 6.1
Maken opdracht 1, 2, 5, 7

Lezen 6.1 
Maken opdracht 3, 6,




Slide 28 - Tekstslide

Klaar: puzzel laten maken
Begintaak
Een plant past zich aan aan zijn omgeving. Als een plant in een droge omgeving staat zullen de wortels dan diep de grond ingaan of juist oppervlakkig? 
Schrijf ook op waarom (Leg uit)

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Begintaak - antwoord
Een plant past zich aan aan zijn omgeving. Als een plant in een droge omgeving staat zullen de wortels dan diep de grond ingaan of juist oppervlakkig? 
Schrijf ook op waarom (Leg uit)

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies