6.6 Aanpassingen bij planten

6.6 Aanpassingen bij planten
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

6.6 Aanpassingen bij planten

Slide 1 - Tekstslide

Even herhalen

Slide 2 - Tekstslide

Hoe komen planten aan energierijke stoffen?

Slide 3 - Open vraag

Waar wordt de energie die bij verbranding vrijkomt voor gebruikt?

Slide 4 - Open vraag

In welke groepen kun je organismen verdelen?

Slide 5 - Open vraag

Welk organisme is de eerste schakel in een voedselketen?

Slide 6 - Open vraag

Wat zijn biotische factoren?

Slide 7 - Open vraag

Wat is een populatie?

Slide 8 - Open vraag

Wat is een aanpassing van waterdieren?

Slide 9 - Open vraag

Benoem een aanpassing bij vogels:

Slide 10 - Open vraag

Leerdoelen
6.6.1 Je kunt uitleggen hoe planten zijn aangepast aan hun leefomgeving.

Slide 11 - Tekstslide

Huidmondjes 
Huidmondjes zijn kleine openingen in de opperhuid van een blad:
– Via de huidmondjes neemt de plant koolstofdioxide op uit de lucht.
– Via de huidmondjes geeft de plant zuurstof en water(damp) af aan de lucht.
- Meestal onderkant bladeren.

Slide 12 - Tekstslide

Bladeren in een droge omgeving
Aanpassingen bij planten die in een droog milieu leven om uitdroging tegen te gaan. 
– weinig huidmondjes
– huidmondjes aan de onderkant van de bladeren
– dieperliggende huidmondjes
– dikke waslaag op de bladeren
– behaarde bladeren
– kleine, dikke bladeren (bij cactussen stekels of harde haren, geen huidmondjes)
– soms opslag van water in de stengel (bijv. bij cactussen)
– veel wortels of heel lange wortels

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

 Lupine heeft behaarde bladeren.
Een cactus slaat water op in de stengel.

Slide 15 - Tekstslide

 Een vetplant slaat water op in de bladeren.
Loofbomen laten in de herfst hun bladeren vallen

Slide 16 - Tekstslide

Bladeren in een vochtige omgeving
Aanpassingen bij planten die in een vochtig milieu leven:
– veel huidmondjes
– huidmondjes aan de buitenkant
– grote dunne bladeren
– dunne waslaag op de bladeren
– geen beharing op de bladeren
– minder uitgebreide en ondiepe wortels

Slide 17 - Tekstslide

Aanpassingen bij oever- en waterplanten
– Bij drijvende bladeren zitten de huidmondjes alleen aan de bovenkant (bijv. waterlelie).
– Bladeren onder water hebben geen huidmondjes (bijv. waterpest).
– Kleine wortels.
– In de stengels kunnen luchtkanalen voorkomen.

Slide 18 - Tekstslide

Aanpassingen aan de hoeveelheid licht
• Planten hebben aanpassingen aan de hoeveelheid licht.
Zonplanten: groeien het best bij veel licht, bijv. in een weiland.
Schaduwplanten: groeien het best bij weinig licht, bijv. op de bodem van een loofbos.
• Voorjaarsbloeiers zijn voorbeelden van schaduwplanten.

Slide 19 - Tekstslide

Klimplanten
 - Klimplanten hebben hechtwortels of ranken. Hiermee kunnen ze langs andere planten omhoogklimmen.
- Nemen soms voedingsstoffen op uit andere planten waar ze op groeien. 
- Groeien snel 

Slide 20 - Tekstslide

Maken
blz. 106
Opdr. 1 t/m 7
timer
20:00

Slide 21 - Tekstslide

Terugblikken

Slide 22 - Tekstslide

Op welke manier past een plant zich aan het water aan?

Slide 23 - Open vraag

Op welke manier past een plant zich aan een droge omgeving aan?

Slide 24 - Open vraag

Planten die bij veel licht het beste groeien noem je ......

Slide 25 - Open vraag

Planten die het best in de schaduw groeien noem je .......

Slide 26 - Open vraag

Waarom groeien klimplanten snel?

Slide 27 - Open vraag

Heb je de leerdoelen behaald?
6.6.1 Je kunt uitleggen hoe planten zijn aangepast aan hun leefomgeving.

Slide 28 - Tekstslide