kunst van het moderne toets H8

Kunst van het moderne
Voorbereiden toets H8
welke onderwerpen voor de toets
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
KunstMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 37 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Kunst van het moderne
Voorbereiden toets H8
welke onderwerpen voor de toets

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Avantgardistische stromingen
- Jonge generatie kunstenaars, gaan met nieuwe kunstvormen experimenteren
- Expressionisten, Futuristen, en Kubisten
- Riepen vernieuwing uit

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

DANS tot 1900
In de 19e was het romantisch ballet popular:
gebaseerd op de principes van het klassiek ballet:
  • mime
  • vanuit 5 basisposities klassiek ballet
  • nadruk op licht en sierlijk: spitzen, sprongen, controle, tutu
  • Verhaal: Sprookjesachtig of romantisch
  • thema’s verbeelden strijd tussen goed en kwaad/het aardse en het bovennatuurlijke

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dans
Expressionistische dans
- Krachtige hoekige en ritmische 
bewegingen
- Nadruk op zwaartekracht
- Geen traditionele rolverdeling
- Regels klassiek ballet werden losgelaten
Ontstaan moderne theaterdans
Alledaagse 'gewone dingen" Of oerdrift en rauw


Slide 5 - Tekstslide

Poster door Jean Cocteau voor de Ballet Russe, Le Spectre de la rose (1911)

A Jeux



In 1912 krijgt de Franse componist Claude Debussy opdracht muziek te schrijven voor een nieuw ballet voor Les Ballets Russes. Serge Diaghilev, leider van Les Ballets Russes, heeft een verhaal in gedachten over een verwarrende homo-erotische spanning tussen drie dansers. Danser en choreograaf Vaslav Nijinsky fantaseert over dans die beëindigd wordt door een vliegtuigcrash. Uiteindelijk krijgt het nieuwe ballet de titel Jeux (spel of spelletjes), en gaat het over een toevallige ontmoeting van twee jonge vrouwen met een jongeman die op zoek is naar een tennisbal.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Romantisch (klassiek) ballet

 

1. academisch dansvocabulaire
2. harmonieuze esthetiek, rond en vloeiend
3. in opdracht van theater/overheid gemaakt
4. grootse balletten met meer aktes
5. begeleiding van programmatische orkestmuziek componisten: piano, slagwerk, stiltes.
6. verhalende, sprookjesballetten; narratief
7. amusement op hoog artistiek niveau
8. bedenkers/makers zijn mannen
9. uitvoerende zijn veelal vrouwen
10. nadruk op dansvirtuositeit

Moderne dans

 

1. vocabulaire ontwikkeld vanuit individu.
2. niet-harmonieuze esthetiek, gebroken en hoekig
3. zelfstandig in eigen studio gecreëerd
4. solistisch, kort en kleinschalig werk, dansconcert
5. absolute muziek van eigentijdse componisten: piano, slagwerk, stiltes.
6. niet verhalend, symbolisch, eigentijds realisme
7, diepgravende intellectuele Kunst met hoofdletter
8. maker en vertolker zijn vaak dezelfde
9. de vrouw manifesteert als choreograaf

10. nadruk op expressie van beweging of gebaar

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

toets
H8 Cultuur van het Moderne
dans en muziek
  • ik weet wat het expressionisme inhoud en wat de belangrijkste kenmerken van het expressionisme zijn
  • Ik ken een aantal voorbeelden van expressionistische dansen en weet welke kenmerken (aspecten) deze dansen hebben.
  • Ik ken de muzikale aspecten waaraan je expresionisme in de muziek   kunt herkennen.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Voor 1900
Tonale muziek/Tonaliteit 
(er zit een grondtoon in de muziek die voor samenhang zorgt)

Er is een duidelijke melodie en harmonie in de muziek 
(je herkent de structuur in de muziek, het voldoet aan je verwachtingen)
1900- 1950
Het tonale systeem werd losgelaten...vernieuwing!
- Veel dissonanten
- Atonaliteit
- Melodie kent geen logisch verloop/ grote sprongen/ fragmentarisch
-Klankkleur: andere 'instrumenten' of bijzondere combinatie
- 12 toonsmuziek (dodecafonie)
- Jazzmuziek
Kenmerken muziek voor en na 1900

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kernpunten jazz
Jazz is ontstaan uit: spirituals, ragtime, blues en Europese muziek

Er zijn veel stijlsoorten: zoals New Orleans, Dixieland, Chicago, hot jazz, cool jazz, swing, bebop, hardbop, freejazz, rockjazz 

Alle soorten hebben eigen kenmerken maar de belangrijkste 'algemene' kenmerken van Jazz zijn:
- swing feel: stuwend ritme 
- blue note: "omgebogen toon" (https://www.youtube.com/watch?v=WqBF_1J8_2c) 
- gebruik syncopen: accenten op onverwachte momenten
- hoge mate van improvisatie: enorme ruimte is voor creativiteit en eigen inbreng
- Instrumentale bezetting meestal slagwerk, bas, blazers en/of zang, gitaren, piano.

NOGMAALS: Veel van de kenmerken van spirituals, ragtime en blues vind je ook terug in de Jazz


Slide 10 - Tekstslide

Een syncope is wanneer er geen toon klinkt op een plek in de maat waar je het wel verwacht.
Stanislavski
1883-1938
Brecht versus Stanislavski

Brecht
1898-1956

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De methode (stanis)
Het systeem vereist dat een acteur zijn ervaringen en emoties uit het verleden gebruikt, om zo realistische karakters met geloofwaardige emoties te produceren op het toneel.  
  
Magic If (Magische Als)
 'Wat zou ik doen als ik dat personage was?' 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stanislavski:
  • Russisch acteur & regisseur
  • Method acting
  • Psychologisch realisme (belangrijk voor hollywood films)
  • Inleven: Wat If: 'Wat zou ik doen als ik dat personage was.'
Brecht: 
  • Duitse toneelschrijver & regisseur
  • Episch theater
  • Politiek theater
  • Vervreemden
  • Was een reactie op het theater van Stanislavski

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Episch theater (brecht)
Brecht haatte The Method en vond het verspilling van het publiek. Hij bedenkt in 1920 een nieuwe theatervorm: Episch (vertellend) theater. Publiek moest uitgedaagd worden en nadenken over getoonde zaken. 
Niet inleven, niet wegzakken, maar tot actie aanzetten!

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

BERTOLD BRECHT
(1898 - 1956)


Eugen Berthold Friedrich (Bertolt) Brecht (Augsburg, 10 februari 1898 – Berlijn, 14 augustus 1956) was een Duits toneelschrijver, dichter, regisseur en literair criticus. Brecht heeft een grote invloed gehad op het theater in Duitsland en is de grondlegger van het episch theater. Bij episch theater wordt het publiek meer aangesproken op het verstand dan op de emotie en worden technieken gecreëerd om de afstand tussen het publiek en de personages te brengen. Voor zijn tijd was dit een heel vernieuwend begrip. Zijn bekendste werk is de Driestuiversopera.
WAT IS EPISCH THEATER?
Episch theater is verhalend theater en wordt ook wel het theater van de vervreemding of politiek theater genoemd.
Volgens Brecht en andere toneelschrijvers moest het theater over meer gaan dan enkel vermaak. Theater moest volgens hem inzicht geven, vooral over de maatschappelijke en politieke situatie. Hierdoor kon theater de wereld veranderen. Net als Stanislavski heeft Brecht een hekel aan oppervlakkig theater – het melodrama. Maar in tegenstelling tot Stanislavski gaat Brecht richting de surrealisme.  

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kenmerken van Episch Theater

  • Geen emotie maar ratio.
  • (Vertel) theater, eigen invulling.
  • Bewust maken menselijke en maatschappelijke verhoudingen.
  • De mens maakt de maatschappij en kan deze dus ook veranderen.
  • Maatschappelijke en menselijke relaties in ruwheid tonen.
  • Niet doen alsof (bv overmatige lichteffecten)
  • Vragen over de maatschappij
  • Vervreemdingseffect

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

VERVREEMDINGSTECHNIEKEN

  • Doorbreken vierde wand ( tegen publiek praten).
  • Decor en kostuum wissel op het toneel ( laten zien).
  • Gebruik van Muziek en Video
  • In de derde persoon praten.
  • Grime en kostuum zijn abstract.
  • Muziek en licht zijn contra de sfeer van het verhaal.
  • Lied en dans inzetten om de illusie te verstoren.
  • Verteller inbrengen.
  • Regieaanwijzingen tijdens de voorstelling

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

toets
H8 Cultuur van het Moderne
Episch theater
  • ik ken de theater makers Bertold Brecht en Kurt Weil en ik ben bekend met  het werk (o.a. Erwartung) als voorbeeld voor het episch theater. 
  • ik weet wat het episch theater inhoud en wat de belangrijkste kenmerken van het  zijn
  • Ik weet waarom deze theater makers tot de entartet kunst werden gerekend.


Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Entartete kunst
= ontaarde kunst
Duitsland 1938: Hitler en de nazi’s aan de macht 

Hitler maakte onderscheid tussen: 
- ‘slechte’ kunst = Entartet: alles wat modern is
Expressionisme, Kubisme,surrealisme,  DADA, jazz  etc.
- ‘goede’ kunst: realistische kunst. 

Kunstwerken:
-  mochten geen on-Duitse en pacifistische kenmerken vertonen
-  mochten niet door en Joodse kunstenaar gemaakt zijn
- moeten dienen als propagandamiddel


Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tentoonstelling Entartete Kunst
Rondreizende tentoonstelling  met 'ontaarde'  kunst
De Große Deutsche Kunstausstellung:
realistisch, verwijzing naar klassiek, groots.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Adolf Ziegler, 1937
De vier elementen

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Entartete muziek:
- atonale muziek (Schönberg)
- muziek van Joodse componisten
- Jazz 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Veel kunstenaars slaan op de vlucht naar landen als Amerika. 
Hierdoor wordt New York de hoofdstad van de Moderne Kunst.
Moderne kunst in Europa raakt achter.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De Stijl
Nederlandse kunstenaarsbeweging
1917-1931

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De stijl
Piet Mondriaan:

Tegenover de alledaagse chaos verlangt De Stijl naar een wereld van innerlijke rust, harmonie en orde. 

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hier zie duidelijk wat abstraheren (steeds abstracter maken) is.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afbeelding 2
In 1919 werd Rietveld lid van De Stijl. In 1923 schilderde hij zijn leunstoel in de kenmerkende 'Stijl-kleuren', waaraan de leunstoel de naam roodblauwe stoel te danken heeft. De schilders van De Stijl reduceerden hun kleurenpalet tot de primaire kleuren en de niet-kleuren grijs, zwart en wit.


Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kenmerken De Stijl
Vormgeving in architectuur en toegepaste kunst:
goedkope materialen en eenvoudige ontwerpen
mogelijkheid tot massafabricage

geometrische vlakken
horizontale- en verticale lijnen
primaire kleuren toegepast +zwart, wit, grijs
binnen- en buitenruimtes vormen één geheel


Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies