Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 2,4
In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
M&M - H4
Herhalingsles + quiz 4.1 en 4.2
Slide 1 - Tekstslide
De 3 beroepssectoren
Sector 1: Landbouw
(primaire sector)
Sector 2: Industrie
(secundaire sector)
Sector 3: Diensten
(tertiaire sector)
Slide 2 - Tekstslide
Commercieel
Pakketdienst
Transportbedrijf
Klusjesman
Makelaardij
ICT-bedrijf
Hovenier
Winst iswelhet hoofddoel van deze bedrijven!
Niet-commercieel
School
Ziekenhuis
Gemeente / overheid
Verzorgingstehuis
Brandweer
Politie
Winst is niet het hoofddoel van deze bedrijven!
Slide 3 - Tekstslide
In welke sector werkt een visser?
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
Slide 4 - Quizvraag
In welke sector werkt een bouwvakker?
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
Slide 5 - Quizvraag
In welke sector werkt een busschauffeur?
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
Slide 6 - Quizvraag
Timmerman is een beroep in de primaire sector
A
juist
B
onjuist
Slide 7 - Quizvraag
Als je kranten/folders langs brengt dan werk je in de.....
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
Slide 8 - Quizvraag
Als docent werk je ook in de tertiaire sector, maar werkt een docent commercieel of niet-commercieel?
A
Commercieel
B
Niet- Commercieel
Slide 9 - Quizvraag
Een lading ijzer, is dat een:
A
Grondstof
B
Halffabrikaat
C
Eindproduct
Slide 10 - Quizvraag
Cursus 4.2
De Industriële Revolutie
Slide 11 - Tekstslide
De Industriële Revolutie
De stoommachine kon perfect op andere machines worden aangesloten zoals een spinmachine.
Er kan nu veel meer en snellertextiel worden geproduceerd.
De machines zijn té groot voor in huis. Er ontstaan grote fabrieken in de steden.
Einde van de huisnijverheid.
Arbeiders in een textielfabriek in Twente
Een spinmachine die werkt op stoomkracht
Textiel
Slide 12 - Tekstslide
Werken in een fabriek
Kleine thuisbedrijfjes kunnen niet op tegen de concurrentie van de fabrieken. Veel verhuizen naar de stad voor werk.
Groot aanbod werkelozen.
Fabrieksarbeiders:
Ongeschoold
Heel de familie --> Kinderarbeid
Arm
Laag loon
Er waren genoeg werkeloze mensen die bereid waren om in de fabrieken te werken.
Slide 13 - Tekstslide
Werknemers en werkgevers
Er komen fabrieken voor steeds meer verschillende producten zoals servies.
Werkgevers: De fabrieksbazen. Willen zoveel mogelijk geld verdienen.
Werknemers: De arbeiders. Zij moeten al het werk doen voor een laag loon.
Laag loon Lage prijs Meer winst
Arbeiders/
werknemers
Fabrieksbaas/
werkgever
Serviesfabriek in Maastricht
Slide 14 - Tekstslide
In welke eeuw was de Tijd van Burgers en Stoommachines?
A
17e eeuw
B
18e eeuw
C
19e eeuw
D
20e eeuw
Slide 15 - Quizvraag
Welk begrip hoort bij deze betekenis: Periode van grote en snelle verandering in West-Europa door de komst van industrie; deze periode duurde van 1760 tot 1850.
A
Industrialisatie
B
Kapitalisme
C
Industriële revolutie
D
Monarchie
Slide 16 - Quizvraag
In welk land begon de Industriële revolutie?
A
Frankrijk
B
Engeland
C
Nederland
D
Duitsland
Slide 17 - Quizvraag
Wat is een van de belangrijkste uitvindingen van de revolutie?
A
stoommachine
B
ploeg
C
straatverlichting
D
dienstensector
Slide 18 - Quizvraag
VOOR de Industriële Revolutie werkten de meeste mensen in Nederland in de....