les verbes pronominaux

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3,4

Place Charles de Gaulle, Poitiers

les verbes pronominaux

Aujourd'hui 

Les verbes pronominaux (de wederkerende werkwoorden) 

Les verbes pronominaux

Net als in het Nederlands heeft het Frans ook wederkerende werkwoorden 

wederkerende werkwoorden : werkwoord waar zich /se voor staat: zich wassen/se laver

                  Ik was me                                           Je  me lave                  

plaats van het voornaamwoord

In het Nederlands gaat het wederkerend voornaamwoord NA het werkwoord. In het Frans ERVOOR.

Ik herinner me >> Je me souviens

Staat er een infinitief in de zin, dan komt het vóór de infinitief

Ik wil me herinneren >> je voudrais me souvenir

Les verbes pronominaux

Je	me	je me lave	Ik was me
Tu	te	tu te laves	Je wast je
Il / Elle/ On	se	il se lave	Hij/Zij wast zich
Nous	nous	nous nous lavons	We wassen ons
Vous	vous	vous vous lavez	Jullie wassen je
Ils / Elles	se	elles se lavent	Ze wassen zich

Les verbes pronominaux

Let op : Als het werkwoord met een klinker begint : 

Je	m'	Je m'amuse	Ik amuseer me
Tu	t'	Tu t'amuses	Je amuseert je
Il / Elle / On	s'	On s'amuse	Hij/Zij amuseert zich
Ils / Elles	s'	Ils s'amusent	Zij amuseren zich

Vul in
"Je (...) souviens" (Ik herinner me)

Vul in
"Tu (...) laves" (Je wast je)

Vul in
"On ( ... ) enfuit" (We lopen weg)

Vul in
"Nous (...) préparons" (We bereiden ons voor)

Vul in
"Vous (...) exprimez" (Jullie drukken je uit)

Vul
"Ils (...) noient"(Ze verdrinken )

phrases négatives

Voor de ontkennende zinnen.

Ontkennende zinnen in het Frans : 

ne (n') + werkwoord + pas 

"Je ne sais pas" 

"Je n'apprends pas le néerlandais" 

Les verbes pronominaux 

Voor de ontkennende zinnen : 

Ik amuseer me niet                                  Je ne m'amuse pas 

In het Nederlands gaat "niet" na het voornaamwoord. 

In het Frans gaat "ne" voor het voornaamwoord en "pas" na het werkwoord

Mettez dans le bon ordre:
se-ne-pas-il-baigne

Mettez dans le bon ordre:
souviens-je-me-ne-pas

Mettez dans le bon ordre:
pas-ne-te-tu-lèves

Mettez dans le bon ordre:
nous-nous-ne-pas-inquiétons

Voor de vragen : 3 mogelijkheden 

1 - Tu te lèves ? 

Dezelfde volgorde maar met "?" 

2- Est ce que tu te lèves ?

Dezelfde volgorde maar "est ce que" aan het begin.

3 - Te lèves-tu ?

Inversie : het onderwerp komt na het werkwoord MAAR het voornaamwoord komt voor het werkwoord 

autres exemples

Il se prépare?  <> Est-ce qu'il se prépare? <> Se prépare-t-il ? 

Vous vous amusez? <> Est-ce que vous vous amusez? <> Vous amusez-vous?

Ils se préparent? <> Est-ce qu'ils se préparent? <> Se préparent-ils?

Welke zin is correct ?

1. Te souviens-tu ?
2. Tu te souviens ?
3. Est ce que tu te souviens ?
4. A, B en C zijn allen correct

Passé composé 

- De wederkerende werkwoorden werken altijd met het hulpwerkwoord : être 

"Je me suis levé" 

"Elle s'est préparée" 

"Nous nous sommes inquiétés" 

Welke zin is correct ?

1. Je suis me lavé
2. Je me suis lavé
3. J'ai me lavé
4. Je me ai lavé

Welke zin is correct ?

1. Nous nous sommes préparés
2. Nous sommes nous préparés
3. Nous nous avons préparés
4. Nous avons nous préparés

Les verbes pronominaux 

Voor de ontkennende zinnen met le passé composé : 

"Je ne me suis pas levé" 

Dezelfde volgorde maar "pas" komt TUSSEN het hulpwerkwoord en het werkwoord 

Passé composé 

Let op ! Als je "être" gebruikt, moet je een extra "e" of "s" toevoegen in bepaalde situaties : 

vrouwelijk enkelvoud	+ e	Elle est tombé e	Ze is gevallen
mannelijk meervoud	+ s	Ils sont tomb és	Ze zijn gevallen
vrouwelijk meervoud	+ es	Elles sont tomb ées	Ze zijn gevallen

Welke zin is correct ?
"Ik heb me geen zorgen gemaakt"

1. Je ne me suis inquiété pas
2. Je me ne suis inquiété pas
3. Je ne me suis pas inquiété
4. Je suis ne me pas inquiété

Welke zin is correct ?
"We hebben ons geen zorgen gemaakt"

1. Nous ne nous sommes pas inquiétés
2. Nous nous ne sommes pas inquiétés
3. Nous ne nous sommes inquiétés pas
4. Nous sommes ne pas nous inquiétés

Let op ! 

Niet alle Nederlandse wederkerende werkwoorden zijn ook wederkerende werkwoorden in het Frans en vice versa.

zich wassen = se laver 

elkaar ontmoeten = se rencontrer 

heten = s'appeler 

opstaan = se lever 

wandelen = se promener

zich realiseren: réaliser / se rendre compte

gebiedende wijs / impératif

lève-toi <> ne te lève pas

promenons-nous <> ne nous promenons pas

réveillez-vous <> ne vous réveillez pas