De Kooi 8


Welkom!

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les


Welkom!

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
  • filmpjes bekijken
  • Les 9 De Kooi
  • werkwoorden

Slide 2 - Tekstslide

Doelen
  • Je laat je eindproduct zien.
  • Je bekijkt de eindproducten van je klasgenoten.
  • Je kijkt terug op het verhaal De Kooi en reflecteert op wat je     hebt geleerd.

Slide 3 - Tekstslide

eindproducten
  1. Luna, Renske, Dominique
  2. Floortje, Rebecca, Madelien
  3. Levi, Julian, Wessel
  4. Sven, Finn, Jermo
  5. Martijn, Kevin, Justin,
  6. Floor S, Nerena, Kaley
  7. Floor W, Hannelore, Mirthe

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Slide 6 - Video

Slide 7 - Video

Slide 8 - Video

De Kooi les 9

Slide 9 - Tekstslide

Doelen
  • Je laat je eindproduct zien.
  • Je bekijkt de eindproducten van je klasgenoten.
  • Je kijkt terug op het verhaal De Kooi en reflecteert op wat je     hebt geleerd.

Slide 10 - Tekstslide


werkwoordspelling
persoonsvorm 
verleden tijd

Slide 11 - Tekstslide

Waarom doen we dit?
1) Werkwoorden kun je alleen maar goed spellen, als je weet met welke vorm      van het werkwoord je te maken hebt:
    fout:  ik wachte lang op de trein        goed:  ik wachtte lang op de trein
    fout:  wij hebben gebarbecuet          goed:  wij hebben gebarbecued

2) Het is verplichte stof 

Slide 12 - Tekstslide

Doelen
  • Je kent het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden.
  • Je kent het begrip verleden tijd en weet hoe je de persoonsvorm in de verleden tijd schrijft.
  • Je weet hoe je 't ex kofschip gebruikt.

Slide 13 - Tekstslide

Hoe herken je een 
persoonsvorm (pv) ook alweer?

Slide 14 - Tekstslide

persoonsvorm herkennen
1)  past zich aan aan het onderwerp
 
2)  verandert mee met de tijd
      
3) staat vooraan wanneer je er een vraagzin van maakt

Slide 15 - Tekstslide

Hoe vorm je de persoonsvorm in de verleden tijd?

Slide 16 - Tekstslide

sterke werkwoorden
Sterke werkwoorden zijn werkwoorden die in de verleden tijd onregelmatig worden vervoegd. Je krijgt een nieuwe vorm:
bijten    -  ik beet
kopen   -  ik kocht
lopen    -  ik liep

Slide 17 - Tekstslide

sterke werkwoorden
Bij sterke werkwoorden kun je meestal schrijven wat je hoort. Als de vorm op een t-klank eindigt, kijk dan naar het hele werkwoord om te zien of je een t of een d moet schrijven. 
lijden        -   leed
smijten    -   smeet
rijden       -    reed
snuiten   -    snoot

Slide 18 - Tekstslide

zwakke werkwoorden
Zwakke werkwoorden zijn werkwoorden die in de verleden tijd regelmatig worden vervoegd. Je gebruikt dan:
ik-vorm   +  te(n) : ik maakte, wij lachten
                                      of 
ik-vorm   +  de(n) : jij hoorde, jullie belden

Slide 19 - Tekstslide

't ex kofschip
Om te bepalen of een zwak werkwoord in de verleden tijd met -d of -t geschreven moet worden, kun je gebruik maken van een ezelsbruggetje. 

Slide 20 - Tekstslide

't ex kofschip
1)   vind de stam van het werkwoord : haal -en van het                              werkwoord af 
2)  kijk of de laatste letter van de stam een medeklinker uit                    't  ex-kofschip is : t, x, k, f, s, ch, p

              Let op:  Gebruik hiervoor de stam, niet de ik-vorm!

Slide 21 - Tekstslide

't ex kofschip
Is de laatste letter van de stam een medeklinker uit                           't ex-kofschip?                 t, x, k, f, s, ch, p 

ja     ->  schrijf ik-vorm + te(n)  : praten  ->  ik praatte
                                                                 kruisen -> ik kruiste
nee ->  schrijf ik-vorm + de(n) : zagen  ->  ik zaagde
                                                                 zeven  ->  ik zeefde

Slide 22 - Tekstslide

Hoe spel je de pv-vt in onderstaande zin?

(faxen) Ik ... gisteren een bestand naar mijn leraar.
A
faxde
B
faxede
C
faxte
D
faxdte

Slide 23 - Quizvraag

Hoe spel je de pv-vt in onderstaande zin?

(kunnen) Mijn nichtje ... helaas niet op mijn feestje komen.
A
kan
B
kunde
C
kun
D
kon

Slide 24 - Quizvraag

Noteer de juiste vorm van de pv-vt.

(roken) Mijn vader ... vroeger.

Slide 25 - Open vraag

Noteer de juiste vorm van de pv.

(landen) Het vliegtuig ... om 10:00 uur op Schiphol.

Slide 26 - Open vraag

Slide 27 - Tekstslide

huiswerk
  • Ga naar de app werkwoorspelling.
  • Ga naar Persoonsvorm verleden tijd.
  • Maak de onderdelen sterke werkwoorden                                                                                                                                                         zwakke werkwoorden                                                                                                                                                       werkwoorden met -v en -z
  • Rond de onderdelen af met drie sterren.

Klaar? -> van alles wat (twee sterren is voldoende)
              -> contoleer of je bij pv tegenwoordige tijd alles met 3 sterren hebt afgerond 
                   (van alles wat -> 2 sterren)

Slide 28 - Tekstslide