Will / won’t / shall + hele werkwoord
I will come to your party this weekend.
You look thirsty. Shall I buy you a drink?
I think I will be rich one day.
Wordt gebruikt bij:
Beloftes, iets aanbieden, (spontane) besluiten, iets wat je hoopt.
En bij voorspellingen zonder bewijs. (Iets wat je denkt).