In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Unité 2
Objectifs: Doelen:
Décrire - parler de
tes voisins (je buren)
tes amitiés (je vriendschappen) ou celui d' une autre personne
ton réseau - je netwerk
Slide 2 - Tekstslide
Unité 2 grammaire
Grammaire:
1. l'adjectif - bijvoegelijk naamwoord
2. le conditionnel - 'zou-vorm' (herhaling)
3.verbes pronominaux werkwoorden met 'se'
4. il y a, depuis, ça fait)
zie voor grammatica pp van het boek en de uitleg in deze LU.
Slide 3 - Tekstslide
Leçon 1, p 28
Objectif 1: décrire quelqu'un
Exemple:
Symen est un garçon super sympa dans notre classe. Il a les cheveux longs et bouclés. Ses cheveux sont bruns et ses yeux aussi. Il est le plus jeune politicien de son pays. Il habite à Monnickendam et va au college au centre d' Amsterdam. C'est une personne sérieuse et super gentille.
Slide 4 - Tekstslide
grammaire: l'adjectif
Slide 5 - Tekstslide
Adjectif basisregel
Grand = mannelijk enkelvoud
Grande = vrouwelijk enkelvoud
Grands = mannelijk meervoud
Grandes = vrouwelijk meervoud
Slide 6 - Tekstslide
Adjectif let op!
Slide 7 - Tekstslide
L'Adjectif Let op!
Slide 8 - Tekstslide
L'Adjectif tegendelen
Slide 9 - Tekstslide
L'Adjectif
De meeste adjectifs staan achter het zelfstandig naamwoord. Sommige staan ervoor. Maar wat doe je als je ze allebei in een zin nodig hebt?
C'est une très belle maison confortable.
Il a de longscheveux bruns.
Nous avons de nouveaux voisins super gentils.
Slide 10 - Tekstslide
Adjectif dat voor het zelfstandig naamwoord staat
bon
beau
joli
grand
gros
petit
jeune
vieux
nouveau
long
mauvais
haut
vrai
faux
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Video
Werkwoorden in de Franse taal.
Er zijn drie groepen van REGELMATIGE WERKWOORDEN:
eindigend op -er, -ir, -re.
Daarnaast heb je een heleboel ONREGELMATIGE WERKWOORDEN die niet helemaal de regel volgen.