Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
13 november
Les 13 november
Niveau 3 gaat beginnen aan het examenonderdeel Schrijven (examen week van 22 januari)
Niveau 4 gaat verder met Lezen, Luisteren en Kijken (examen op 11 december)
1 / 26
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
MBO
Studiejaar 2
In deze les zitten
26 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
77 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Les 13 november
Niveau 3 gaat beginnen aan het examenonderdeel Schrijven (examen week van 22 januari)
Niveau 4 gaat verder met Lezen, Luisteren en Kijken (examen op 11 december)
Slide 1 - Tekstslide
Niveau 3: Schrijfopdracht
Ik leg de schrijfopdracht uit en jullie werken hier zelfstandig aan in de les.
Slide 2 - Tekstslide
Niveau 4
We herhalen 2.1 t/m 2.3 van Lezen, Luisteren en Kijken aan de hand van een quiz
Slide 3 - Tekstslide
Wat is globaal lezen?
A
Je leest: titel, lead, tussenkopjes, plaatjes, inleiding, slot. En van elke alinea de eerste en de laatste regel.
B
Bij globaal lezen lees je de inleiding en het slot.
C
Bij globaal lezen bekijk je de tekst: Titel, Lead, tussenkopjes, plaatjes enz.
Slide 4 - Quizvraag
Moet je de hele tekst lezen bij zoekend lezen?
A
Ja
B
Nee
C
Misschien
D
Een beetje
Slide 5 - Quizvraag
Kies het juiste luisterdoel:
'Het weerbericht'
A
instructie krijgen
B
informatie krijgen
C
ontspanning
D
mening(en) horen
Slide 6 - Quizvraag
Wat is zoekend kijken of luisteren?
A
Je kijkt naar een natuurdocumentaire over olifanten.
B
Je kijkt naar het 8 uur journaal.
C
Je luistert naar de radio om te horen wie de wedstrijd wint.
D
Je luistert naar het sportjournaal.
Slide 7 - Quizvraag
Zo kijk en luister je naar een discussie:
A
Kijk en luister precies (onderwerp, stelling)
B
Luister naar verschillende deelnemers
C
Kijk en luister kritisch (eens, oneens, waarom)
D
Alle antwoorden zijn goed
Slide 8 - Quizvraag
Wat is een standpunt?
A
Een argument
B
Een mening over iets
C
Een onderbouwing
D
Het ergens niet mee eens zijn
Slide 9 - Quizvraag
Een mening moet altijd onderbouwd worden met .....
A
drogredenen
B
conclusies
C
argumenten
D
andere meningen
Slide 10 - Quizvraag
Wat is het standpunt?
A
Nederlandse scholieren zitten gemiddeld ruim drie uur per dag op hun mobieltje.
B
Door het gebruik van mobieltjes op de fiets verongelukken Nederlands scholieren vaker.
C
Mobiele telefoons zouden voor jongeren verboden moeten worden.
Slide 11 - Quizvraag
Wat is het standpunt?
A
Met zwemmen train je elke spier in je lijf.
B
Bovendien belast je je eigen gewicht niet, want je drijft.
C
Zwemmen is de beste work-out voor je lichaam.
Slide 12 - Quizvraag
Wat is een argument?
A
Een argument is bewijsbaar.
B
Een argument is een reden waarom jij iets vindt.
C
Een oordeel over iets of iemand zonder dat je de feiten kent.
D
Een feit
Slide 13 - Quizvraag
Wat is een drogreden?
A
een sterke argumentatie
B
de belangrijkste reden
C
een feitelijke mening
D
een foute argumentatie
Slide 14 - Quizvraag
Hier wordt de volgende drogreden gebruikt:
A
Cirkelredenering
B
Persoonlijke aanval
C
Populistisch argument
Slide 15 - Quizvraag
Welke middelen worden er in een sterk betoog gebruikt?
(doel = overtuigen)
A
feitelijke informatie
B
subjectieve argumenten
C
objectieve argumenten
D
drogredenen
Slide 16 - Quizvraag
Signaalwoorden..
A
verwijzen naar iets in de tekst.
B
geven aan dat iets van iemand is.
C
geven een eigenschap aan.
D
geven een verband aan in de tekst.
Slide 17 - Quizvraag
Welk signaalwoord is een signaalwoord voor reden?
A
vanwege
B
zoals
C
tot slot
D
toch
Slide 18 - Quizvraag
Welk signaalwoord is een signaalwoord voor reden?
A
ten eerste
B
daarom
C
bijvoorbeeld
D
maar
Slide 19 - Quizvraag
Welk signaalwoord geeft een tegenstelling?
A
zoals
B
daarnaast
C
echter
D
zo
Slide 20 - Quizvraag
Welk signaalwoord is een signaalwoord voor oorzaak / gevolg?
A
Ten tweede
B
Bovendien
C
Dus
D
Doordat
Slide 21 - Quizvraag
Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een tekstverband met een tegenstelling?
A
zoals
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan
Slide 22 - Quizvraag
Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een voorwaarde?
A
En
B
Maar
C
Mits
D
Dus
Slide 23 - Quizvraag
signaalwoorden voorwaarde:
A
waarmee, zodat, met behulp van
B
als........dan, indien
C
ook, tevens
D
Concluderend, ten slotte
Slide 24 - Quizvraag
Zelfstandig werken
Maak opdracht 1 t/m 4 van 2.3 Betogende teksten.
Klaar hiermee?--> verder met extra opdracht 1, 2 en 3.
Slide 25 - Tekstslide
Volgende les
Niveau 3 mag zelfstandig werken aan de schrijfopdracht, hoeft
niet
naar de les te komen
Slide 26 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
quiz examen lezen en luisteren 3F
Maart 2022
- Les met
26 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 3
quiz examen lezen en luisteren 3F
Maart 2022
- Les met
29 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 3
quiz examen lezen en luisteren 3F
Oktober 2024
- Les met
23 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 3
3F quiz examen lezen en luisteren
November 2022
- Les met
34 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 3
LEZEN 8 (3F) / betogende & beschouwende teksten
16 dagen geleden
- Les met
21 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1,2
lezen, luisteren, kijken H1 & 2 Noordhoff
Oktober 2024
- Les met
33 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 2,3
Nederlands les 7 en 8 - periode 2 - 3e jaars
Juli 2024
- Les met
40 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 3
LEZEN 8 (3F) / betogende & beschouwende teksten
9 dagen geleden
- Les met
21 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1,2