quiz examen lezen en luisteren 3F

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 3

Theorie Quiz 

Nederlands

7 maart 2022

Wat is globaal lezen?

1. Je leest : titel, lead, tussenkopjes, plaatjes, inleiding, slot. En van elke alinea de eerste en de laatste regel.
2. Bij globaal lezen lees je inleiding en het slot.
3. Bij globaal lezen bekijk je de tekst: Titel, Lead, tussenkopjes, plaatjes enz.

Moet je de hele tekst lezen bij zoekend lezen?

1. Ja
2. Nee
3. Misschien
4. Een beetje

Waardoor begrijp jij de tekst beter?

1. door eerst voorkennis op te halen
2. een filmpje maken in je hoofd tijdens het lezen
3. door te voorspellen (a.d.h.v. titel en kopjes) waar het over gaat
4. alle 3 de antwoorden zijn juist

Kies het juiste luisterdoel:

'Het weerbericht'

1. instructie krijgen
2. informatie krijgen
3. ontspanning
4. mening(en) horen

Wat is zoekend kijken of luisteren?

1. Je kijkt naar een natuurdocumentaire over olifanten.
2. Je kijkt naar het 8 uur journaal.
3. Je luistert naar de radio om te horen wie de wedstrijd wint.
4. Je luistert naar het sportjournaal.

Zo kijk en luister je naar een discussie:

1. Kijk en luister precies (onderwerp, stelling)
2. Luister naar verschillende deelnemers
3. Kijk en luister kritisch (eens, oneens, waarom)
4. Alle antwoorden zijn goed

Wat is een standpunt?

1. Een argument
2. Een mening over iets
3. Een onderbouwing
4. Het ergens niet mee eens zijn

Een mening moet altijd onderbouwd worden met .....

1. drogredenen
2. conclusies
3. argumenten
4. andere meningen

Wat is het standpunt?

1. Nederlandse scholieren zitten gemiddeld ruim drie uur per dag op hun mobieltje.
2. Door het gebruik van mobieltjes op de fiets verongelukken Nederlands scholieren vaker.
3. Mobiele telefoons zouden voor jongeren verboden moeten worden.

Wat is het standpunt?

1. Met zwemmen train je elke spier in je lijf.
2. Bovendien belast je je eigen gewicht niet, want je drijft.
3. Zwemmen is de beste work-out voor je lichaam.

Wat is een argument?

1. Een argument is bewijsbaar.
2. Een argument is een reden waarom jij iets vindt.
3. Een oordeel over iets of iemand zonder dat je de feiten kent.
4. Een feit

Een mening ondersteun je met een argument. Wat is een synoniem voor argument?

1. Feit
2. Reden
3. Gevolg
4. Mening

Wat is een drogreden?

1. een sterke argumentatie
2. de belangrijkste reden
3. een feitelijke mening
4. een foute argumentatie

Volgens de NS hoeft in de sprinter geen wc te zitten. In een bus zit die toch ook niet.

1. Drogreden: de overhaaste generalisatie
2. Drogreden: de verkeerde vergelijking

Hier wordt de volgende drogreden gebruikt:

1. Cirkelredenering
2. Persoonlijke aanval
3. Populistisch argument

A. Armoede in Nederland bestaat niet.
B. Ik ken geen enkel gezin dat in armoede leeft.

1. Zin A is een feit; zin B is een subjectief argument.
2. Zin A is een mening; zin B is een subjectief argument.
3. Zin A is een feit; zin B is een drogreden van het type verkeerde vergelijking.
4. Zin A is een mening; zin B is een drogreden van het type verkeerde vergelijking.

Welke middelen worden er in een sterk betoog gebruikt?
(doel = overtuigen)

1. feitelijke informatie
2. subjectieve argumenten
3. objectieve argumenten
4. drogredenen

Wat ga je vinden in de kern van een beschouwing?
(Tekst met doel: beschouwen)

1. meningen
2. feiten
3. mening van de schrijver
4. drogredenen

Signaalwoorden..

1. verwijzen naar iets in de tekst.
2. geven aan dat iets van iemand is.
3. geven een eigenschap aan.
4. geven een verband aan in de tekst.

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor reden?

1. vanwege
2. zoals
3. tot slot
4. toch

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor reden?

1. ten eerste
2. daarom
3. bijvoorbeeld
4. maar

Welk signaalwoord geeft een tegenstelling?

1. zoals
2. daarnaast
3. echter
4. zo

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor oorzaak / gevolg?

1. Ten tweede
2. Bovendien
3. Dus
4. Doordat

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een tekstverband met een tegenstelling?

1. zoals
2. ten slotte
3. tegenover
4. denk aan

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een voorwaarde?

1. En
2. Maar
3. Mits
4. Dus

signaalwoorden voorwaarde:

1. waarmee, zodat, met behulp van
2. als........dan, indien
3. ook, tevens
4. Concluderend, ten slotte

Welke tip vind jij nuttig voor het examen lezen/luisteren?