Nieuw Nederlands, hoofdstuk 5 K3E

Hoofdstuk 5, thema Groen
Voorbereiden op proefwerk d.m.v. herhaling van de theorie + maken van opdrachten
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 5, thema Groen
Voorbereiden op proefwerk d.m.v. herhaling van de theorie + maken van opdrachten

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een mening?

Slide 2 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Mening
Hoe je ergens over denkt. Hier kun je het eens of oneens mee zijn.
Voorbeeld: Ik vind afval scheiden belangrijk
Een mening is te herkennen aan: ik vind, volgens mij, naar mijn mening, ik denk, etc.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een argument?

Slide 4 - Woordweb

Een argument is een reden waarom je iets vindt.
Argument
De schrijver legt uit waarom hij iets vindt.
Voorbeeld: ik vind afval scheiden belangrijk, want dan kunnen de grondstoffen hergebruikt worden.
Een argument is te herkennen aan: want, omdat, namelijk, immers.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een conclusie?

Slide 6 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Conclusie
Als een schrijver alle argumenten gegeven heeft, trekt hij een conclusie. Vaak worden meningen en argumenten dan kort herhaald.
Een conclusie is te herkennen aan: dus, concluderend, dat betekent.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe vind je het onderwerp van een tekst?

Slide 8 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het onderwerp van de tekst?
A
mbo-opleidingen in Nederland
B
onwenselijke situatie
C
stage mbo
D
stage voor illegale jongeren

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Overdrijving
Overdrijving = de schrijver laat iets extra opvallen door het groter, mooie, erger of beter te maken dan het was.
Voorbeeld: het was een doodsaaie film.
Voorbeeld: we hebben eeuwen op het station staan wachten op de trein.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ironie
Ironie = de schrijver zegt iets op een manier waardoor de lezer weet dat het niet serieus bedoeld was. Vaak is het het tegenovergestelde van wat hij bedoelde.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een voorbeeld van ironie?
A
Ik heb eeuwig staan wachten op de trein
B
Evelien draagt lelijke kleding: je kan zo mee doen met een fashionshow
C
Ik kan dat duizendmaal beter
D
Wat een lekker weertje zeg

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een samenstelling?
A
dierentuin
B
waterfles
C
computer
D
schermpjes

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste schrijfwijze van de samenstelling?
A
fietsrek
B
fietsenrek

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste schrijfwijze van de samenstelling?
A
reclamensticker
B
reclamessticker
C
reclamesticker

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste schrijfwijze van de samenstelling?
A
schroefendraaier
B
schroefsdraaier
C
schroefdraaier
D
schroevendraaier

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste schrijfwijze van de samenstelling?
A
apetrots
B
apentrots

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste schrijfwijze van de samenstelling?
A
zonbril
B
zonnebril
C
zonnenbril

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

't ex-fokschaap (alleen in vt)
Haal -en van het woord,
- Als de laatste letter wél in 't ex-fokschaap zit, schrijf je -t.
- Als de laatste letter níet in 't ex-fokschaap zit, schrijf je -d.
     > Gijs heeft het gek groen geverf...
         De v van verven zit niet in 't ex-fokschaap, dus schrijf je geverfd.
     > Max heeft de hele middag op internet gesurf...
         De f van surfen zit wel in 't ex-fokschaap, dus schrijf je gesurft.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Heb je (ondertekenen)?
A
Ondertekent
B
Ondertekend

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De docent (schrappen) laatst de toets.
A
geschrapt
B
schrapt
C
schrapte
D
schrapde

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

(Vinden) jij het eten gisteren ook zo vies?
A
Vindt
B
Vond
C
Vondt
D
Vind

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies