Voorbeeld:
Mijn ouders gaan mee naar de uitreiking van mijn diploma.
1. Persoonsvorm: gaan
2. Wie of wat gaan (mee naar de uitreiking van mijn diploma)?
3. Antwoord: mijn ouders = onderwerp
Als het getal verandert (enkelvoud/meervoud), verandert de persoonsvorm, maar ook het onderwerp.
> Mijn moeder gaat mee naar de uitreiking van mijn diploma.