1B week 7 les 1 P3 Grammatica: uitleg bijvoeglijk naamwoord

Welkom 1B
Doe je telefoon in de telefoontas. 
Ga op je vaste plek zitten. 
Pak je leesboek. 
Laat de iPad in de tas. 
Geen tas op tafel.
Geen jas of kauwgom in het lokaal. 
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom 1B
Doe je telefoon in de telefoontas. 
Ga op je vaste plek zitten. 
Pak je leesboek. 
Laat de iPad in de tas. 
Geen tas op tafel.
Geen jas of kauwgom in het lokaal. 

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag


  • 10 min stil lezen
  • Grammatica: 
woordsoort
bijvoeglijk naamwoord

Slide 2 - Tekstslide

Stil lezen
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen
Je leert hoe je bijvoeglijke naamwoorden herkent en gebruikt in een zin. 



Slide 4 - Tekstslide

'De wand was beschilderd met felle kleuren.'
Weet jij welk woord het bijvoeglijk naamwoord is?

Slide 5 - Open vraag

Grammatica: taalkundig ontleden 
  • De woorden van een zin kan je indelen in woordsoorten. 

  • Het benoemen van die woorden heet taalkundig ontleden

Slide 6 - Tekstslide

Herhaling vorige les
  • werkwoord
  • zelfstandig naamwoord
  • lidwoord

    Slide 7 - Tekstslide

    Werkwoorden WW
    • Eén van de woordsoorten is het werkwoord. 
    • In een zin staat altijd in ieder geval één werkwoord.
    • Een werkwoord zegt wat iets of iemand doet. 
    • Kijken, lachen, fietsen, plassen

    Slide 8 - Tekstslide

    Zelfstandig naamwoord ZN
    • Dit is een woord voor een mens, dier, ding, plant of gevoel.
    • kat, huis, hond, liefde, verdriet, cactus
    • Heeft meestal een enkelvoud en meervoud: kat/katten.
    • Je kunt er vaak een verkleinwoord van maken: koekje, bakje, boekje.  
    • Je kunt er de, het of een voorzetten. 

    Slide 9 - Tekstslide

    Lidwoord LW
    • De, het of een

    • Een lidwoord staat altijd voor een zelfstandig naamwoord. 
    • de fiets, het huis, de hond, een dier

    Slide 10 - Tekstslide

    Bijvoeglijk naamwoord BN
    Zegt iets over een zelfstandig naamwoord.

    Staat meestal vóór en soms achter een zelfstandig naamwoord.

    Slide 11 - Tekstslide

    Waar zegt het bijvoeglijk naamwoord iets over?
    A
    Zelfstandig naamwoord
    B
    Werkwoord
    C
    Voorzetsel

    Slide 12 - Quizvraag

    Welke woordsoorten herken je in de volgende zin?
    'Het kind kwam op de groene fiets.'

    Slide 13 - Woordweb

    Noteer bijvoeglijke naamwoorden
    'Ons nieuwe huis is mooi en groot.'

    Slide 14 - Open vraag

    Huiswerk nakijken

    Maken H5 blz. 15 opdracht 1 t/m 3 
    en H19 blz. 43 opdracht 10

    Slide 15 - Tekstslide

    Huiswerk
    Noteer in je agenda:

    Voor de volgende les:

    Maken H5 blz. 14 opdracht 4 t/m 9
    en H6 blz. 16 opdracht 1 en 2



      Slide 16 - Tekstslide

      Aan de slag

      • Ga aan de slag met het maken van de opdrachten. 
      • Je mag overleggen met je buur, maar doe dit zachtjes. 

      Ben je klaar?
      Maak dan de opdrachten van hoofdstuk 5 af. 

      Slide 17 - Tekstslide


      Is de opdracht duidelijk?

      Slide 18 - Tekstslide

      Volgende les


      Uitleg over  voorzetsel

      Slide 19 - Tekstslide

      Zijn voor jou de lesdoelen behaald

      Ik kan uitleggen wat bijvoeglijke naamwoorden zijn. 

      Slide 20 - Tekstslide

      Hoe ging deze les?
      Wat heb je geleerd vandaag?

      Wat vond je leuk aan deze les? 

      Heeft iemand vragen?

      Slide 21 - Tekstslide

      Fijne dag 
      &
      tot de volgende keer!

      Slide 22 - Tekstslide