Taalverzorging Werkwoordspelling

• Nederlands
• Secondary Education
• Age 12,13

Dit is een interactieve les. 

Je krijgt theorie, maar ook vragen en opdrachten die je op je telefoon moet beantwoorden.

Wat is de toetsstof

voor volgende week vrijdag en wat is CP-stof?

Sleep de onderdelen naar de juist rondjes.

Proefwerk

CP-stof

Stencil §5 verkleinwoorden 

Stencil werkwoorden §10, 11 en 12

Woordenlijst 3 - Themawoorden

Begrijpend lezen (tekst)

Werkwoorden zijn acties die 

je kunt doen = verbo/verb

Vul hier één werkwoord in.

Er zijn sterke en zwakke werkwoorden

Sterke werkwoorden veranderen in de verleden tijd van _____________

Sterk werkwoord

Zwak werkwoord

Lopen

Wandelen

Roken

Drinken

Klagen

Werken

Rennen

Denken

Plassen

Poepen

Wat is de correcte verleden
tijd van 'kijken'?

1. keken
2. kijkten
3. kaken
4. kijken

Klik op de juiste vorm van het werkwoord:

Marc _________ (raden, vt) de juiste 

getallen en won daarmee een prijs.

1. raadde
2. raadt
3. rade
4. raadden

Klik op de juiste vorm van het werkwoord:

De kinderen _________ (vullen, vt) hun 

zakken met de gewonnen knikkers.

1. vullen
2. vulten
3. vulden
4. vullden

Klik op de juiste vorm van het werkwoord:

Maria _________ (halen, vt) diep adem

en probeerde het nog een keer.

1. haalt
2. haalen
3. haalden
4. haalde

Klik op de juiste vorm van het werkwoord:

Plotseling _________ (beschikken, vt) jullie 

over heel veel geld.

1. beschokken
2. beschikten
3. beschaken
4. beschikken

Welk werkwoord 

zie je op de foto?

Op de volgende dia hoor je een liedje. 

Dit liedje wordt elke keer onderbroken door een vraag over grammatica. 

Luister goed!

Op de volgende dia bekijk je een filmpje. 

Dit filmpje wordt elke keer onderbroken door een vraag over grammatica. 

Luister goed!

00:28

Wat is de juiste spelling (tegenwoordige tijd)

Maar ze (liggen) naast me en 

ik (kunnen) van haar leren

1. licht, kun
2. liggen, kun
3. ligt, kan
4. liggen, kon

00:39

♪ Oh, ___________ de wereld maar als onze relatie! ♪ 

zijn

was

is

01:10

Van welk hele werkwoord (tt) komt het onderstreepte woord?

Net als vuur en water,
maar toch sta je naast me, oh-oh

1. stonden
2. staat
3. staan
4. sta

01:41

Wat is de juiste spelling (tegenwoordige tijd).

Zij (luisteren) liever Flemming en ik liever Antoon.

1. luisterde
2. luisteer
3. luister
4. luistert

02:32

Wat is de juiste spelling (tegenwoordige tijd).

Toch (liggen) we hier samen, 

ja, zo (kunnen) het dus ook.

1. liggen, kan
2. liggen, konden
3. lagen, kon
4. liggen, kunt

02:52

Wat is de verleden tijd (enkelvoud) van:

'Sta'

1. stond
2. staan
3. staat
4. stonden

00:08

'Het was helemaal stil'

'Was' komt van welk hele werkwoord?

1. zijn
2. wezen
3. worden

00:30

'Ze waren tonnetje rond geworden'

'Waren' komt van welk hele werkwoord?

1. worden
2. zijn
3. weren
4. war

00:52

Wat is het hele werkwoorden van het woord:

'moest'

1. moesten
2. moestten
3. moeten
4. moetten

01:41

'Ik wil hier blijven'

'Wil' komt van welk hele werkwoord?

1. wouden
2. wilden
3. willen
4. woelen

Hoe goed kan ik zwakke werkwoorden 

spellen in de verleden tijd?

15

Hoe goed kan ik sterke werkwoorden 

spellen in de verleden tijd?

15

Hoe goed kan ik onregelmatige werkwoorden 

spellen in de verleden tijd?

15

Wat vond je van deze les?

😒🙁😐🙂😃