Het vermogen van bepaalde mensen een chemische stof PTC te proeven wordt bepaald door een dominant allel T. Personen met het genotype tt kunnen de stof niet proeven.
In een populatie is 24% homozygoot proever en 40% heterozygoot proever.
a. bereken de frequentie van allel t als er geen Hardy-Weinberg evenwicht is.
b. laat door een berekening zien dat de populatie met betrekking tot het gen voor PTC proeven niet in een Hardy-Weinberg evenwicht is.