Geb. wijs, naamvallen en pers. vnw.

1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Mittwoch den 10. Februar
Was werden wir heute machen: 
Prüfung besprechen
Aufgabe 38 + 42 zusammen machen
Hausaufgaben: Oefentoets deel 2

Slide 2 - Tekstslide

Die Prüfung
Mittwoch den 24. Februar:
9:25 aanwezig zijn
camera + geluid aan
Bureau laten zien
Gele kaart
10 vragen geb. wijs. 
10 vragen pers. vnw. 
25 minuten de tijd
Let op hoofdletters!!

Slide 3 - Tekstslide

Grammatik C, E, F wiederholen
Wir üben jetzt die Grammatik wie in der Prüfung. 

Slide 4 - Tekstslide

De gebiedende wijs 

Slide 5 - Tekstslide

sein ................................... mir bitte nicht böse, Jungs!
Vul de goede vorm van de geb. wijs in.

Slide 6 - Open vraag

lassen .................................. die Vase stehen, Karsten!
Vul de goede vorm van de geb. wijs in.

Slide 7 - Open vraag

sehen ................................ mal wer da ist, Matthias!
Vul de goede vorm van de geb. wijs in.

Slide 8 - Open vraag

zeichnen .............................. eine gerade Linie, Frau Hest!
Vul de goede vorm van de geb. wijs in.

Slide 9 - Open vraag

bieten ....................................... mir noch eine Möglichkeit, Kinder!
Vul de goede vorm van de geb. wijs in.

Slide 10 - Open vraag

werden ................................. mal etwas kreativer, Herr Faulanz!
Vul de goede vorm van de geb. wijs in.

Slide 11 - Open vraag

sich freuen .................................... auf morgen, Karim!
Vul de goede vorm van de geb. wijs in.

Slide 12 - Open vraag

sagen Franz und Karin, ………………......... was ihr da seht!
Vul de goede vorm van de geb. wijs in.

Slide 13 - Open vraag

versprechen…………………......... mir, das zu tun, Irma!
Vul de goede vorm van de geb. wijs in.

Slide 14 - Open vraag

machen……………………….......... deine Schulaufgaben, Joep!
Vul de goede vorm van de geb. wijs in.

Slide 15 - Open vraag

Persoonlijk voornaamwoord in de 1e, 3e, 4e naamval

Slide 16 - Tekstslide

Geht (jullie) ............. mit uns mit?
Vul de goede vorm van het pers. vnw. in.

Slide 17 - Open vraag

Ich habe (haar) ............ gestern gesehen.
Vul de goede vorm van het pers. vnw. in.

Slide 18 - Open vraag

Für (wie) …......... hast du das gekauft?
Vul de goede vorm van het pers. vnw. in.

Slide 19 - Open vraag

Ich kenne (u) …........ wirklich nicht.
Vul de goede vorm van het pers. vnw. in.

Slide 20 - Open vraag

Er bittet (hem) …........ um Medikamente für seinen Sohn.
Vul de goede vorm van het pers. vnw. in.

Slide 21 - Open vraag

Bist (je) ........... noch lange bei ihr geblieben?
Vul de goede vorm van het pers. vnw. in.

Slide 22 - Open vraag

(Wie) ............ ist jetzt an der Reihe?
Vul de goede vorm van het pers. vnw. in.

Slide 23 - Open vraag

Kannst du (mij) …......... bitte helfen?
Vul de goede vorm van het pers. vnw. in.

Slide 24 - Open vraag

Hat er (jullie) ............ nichts davon gesagt?
Vul de goede vorm van het pers. vnw. in

Slide 25 - Open vraag

In diesem Buch liest du, was Geld mit (ons) …......... macht.
Vul de goede vorm van het pers. vnw. in.

Slide 26 - Open vraag

Aufgabe 38 
Im Arbeitsbuch
Seite 34
Kapitel 2

Slide 27 - Tekstslide

Ihr / Euch seid doch Geschwister?
Welke van de twee en waarom? (VZ, WW of functie)

Slide 28 - Open vraag

Dieses Buch hat sie für ihm/ihn gekauft.
Welke van de twee en waarom? (VZ, WW of functie)

Slide 29 - Open vraag

Kannst du wir/uns mal die Speisekarte geben?
Welke van de twee en waarom? (VZ, WW of functie)

Slide 30 - Open vraag

Warum fährst du nicht mit mir/mich zur Schule?
Welke van de twee en waarom? (VZ, WW of functie)

Slide 31 - Open vraag

Wir haben ihr/sie Montag noch gesehen.
Welke van de twee en waarom? (VZ, WW of functie)

Slide 32 - Open vraag

Wann stehen Sie/Ihnen immer auf?Welke van de twee en waarom? (VZ, WW of functie)

Slide 33 - Open vraag

Sie danken ihm/ihn für seine Mühe.
Welke van de twee en waarom? (VZ, WW of functie)

Slide 34 - Open vraag

Wohnen deine Großeltern auch bei sie/euch?
Welke van de twee en waarom? (VZ, WW of functie)

Slide 35 - Open vraag

Aufgabe 42 
Deze kun je extra oefenen als je het lastig vindt. 
Im Arbeitsbuch
Seite 35
Kapitel 2

Slide 36 - Tekstslide

Er gratuliert dir/dich zu deiner guten Note.
Welke van de twee en waarom? (VZ, WW of functie)

Slide 37 - Open vraag

Für wem/wen ist diese Note?
Welke van de twee en waarom? (VZ, WW of functie)

Slide 38 - Open vraag

Ihr/Euch habt wieder gut gelernt.
Welke van de twee en waarom? (VZ, WW of functie)

Slide 39 - Open vraag

Nach dir/dich muss ich mein Referat halten.
Welke van de twee en waarom? (VZ, WW of functie)

Slide 40 - Open vraag

Mit wem/wen machst du die Hausaufgaben?
Welke van de twee en waarom? (VZ, WW of functie)

Slide 41 - Open vraag

Hat er dir/dich bei Mathe geholfen?
Welke van de twee en waarom? (VZ, WW of functie)

Slide 42 - Open vraag

Wer/Wen hat die Prüfung nicht bestanden?
Welke van de twee en waarom? (VZ, WW of functie)

Slide 43 - Open vraag

Kann ich bei Sie/Ihnen vorbeikommen?
Welke van de twee en waarom? (VZ, WW of functie)

Slide 44 - Open vraag

Ich mache diese Übung am liebsten mit dir/dich?
Welke van de twee en waarom? (VZ, WW of functie)

Slide 45 - Open vraag

Hausaufgaben
Lernen: 
Grammatik C, E, F
Machen: 
Grammatiktrainer paragraaf 2.2 & 2.4 (naamval + pers. vnw.) Malmberg
Oefentoets deel 2 & 1 (als je nog niet af hebt)

Slide 46 - Tekstslide

Denk je dat je goed bent voorbereid op de toets en de toets goed kunt maken? Waarom wel/niet?

Slide 47 - Open vraag