Im Restaurant

Sprachdorf
Taaldorp is een lesvorm om de spreekvaardigheid van een vreemde taal te toetsen of te oefenen. In deze lesvorm wordt een buitenlands dorp nagebootst en voeren de deelnemers informele gesprekken. De bewoners worden gespeeld door moedertaalsprekers, docenten of oudere leerlingen. In het nagebootste dorp is bijvoorbeeld een restaurant, een politiebureau, een station of een stadhuis aanwezig, waar specifieke gespreksopdrachten moeten worden vervuld. Je krijgt een reisgidsje mee, waarin in steekwoorden staat wat je ongeveer moet zeggen bij elk onderdeel. Het is belangrijk dat je initiatief toont om te spreken en goed luistert en reageert op je gesprekspartner.

1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Sprachdorf
Taaldorp is een lesvorm om de spreekvaardigheid van een vreemde taal te toetsen of te oefenen. In deze lesvorm wordt een buitenlands dorp nagebootst en voeren de deelnemers informele gesprekken. De bewoners worden gespeeld door moedertaalsprekers, docenten of oudere leerlingen. In het nagebootste dorp is bijvoorbeeld een restaurant, een politiebureau, een station of een stadhuis aanwezig, waar specifieke gespreksopdrachten moeten worden vervuld. Je krijgt een reisgidsje mee, waarin in steekwoorden staat wat je ongeveer moet zeggen bij elk onderdeel. Het is belangrijk dat je initiatief toont om te spreken en goed luistert en reageert op je gesprekspartner.

Slide 1 - Tekstslide

Im Restaurant
In deze lessenreeks leer je over eten en drinken.
De eetcultuur in Duitstalige landen.
Aan het einde van deze lessenreeks kun je eten en drinken bestellen in een restaurant en reageren op vragen van de bediening.
Kaiserschmarrn aus Österreich

Slide 2 - Tekstslide

Welche Speisen und Getränke
siehst du in dem Gespräch?
Schrijf het Duitse woord + vertaling

Slide 3 - Open vraag

Wat betekent de laaste vraag die de kelner
stelt in het gesprek?

Slide 4 - Open vraag

Denk je dat de kelner een grote fooi krijgt?
Leg je antwoord uit.

Slide 5 - Open vraag

Kellner: Guten Abend, haben Sie _____________?
Gast: Ja, einen Tisch für zwei auf den Namen Müller.
Kellner: Bitte folgen Sie mir, ich bringe Sie zu Ihrem _____________.
Gast: Vielen Dank.
Kellner: _____________ ich Ihnen schon Getränke bringen?
Gast: Die _____________ bitte zuerst.
Kellner: Sehr gern.
reserviert
Tisch
Darf 
Speisekarte

Slide 6 - Sleepvraag

Und anschließend als Hauptspeise nehmen wir ein Mal die Nudeln, ein Mal, eine Pizza und einen ____________.
Kellner: Sehr gern. Möchten Sie Kartoffelsalat _____________ grünen Salat?
Gast: Gern grünen Salat.
Kellner: Ist alles in Ordnung?
Gast: Die Suppe ist köstlich, _________ leider ___________.
Kellner: Entschuldigen Sie vielmals, ich bringe Ihnen sofort eine neue.

Salat
aber 
oder
kalt

Slide 7 - Sleepvraag

Gast: Wir bestellen eine Flasche Weißwein und einen Liter Wasser bitte.
Kellner: Zum Essen haben Sie schon ____________?
Gast: Ja, wir bekommen als Vorspeise zwei Mal die Suppe. Ist das _____________________?
Kellner: Ja, Gemüsesuppe mit Karotten.
Gast: ____________.
Sehr gut
gewählt 
Gemüsesuppe

Slide 8 - Sleepvraag

Ja, [einen Tisch] für zwei auf den Namen Müller.
A
een tafel
B
een rekening

Slide 9 - Quizvraag

Zum Essen haben Sie [schon gewählt]?
A
al gegeten
B
al gekozen

Slide 10 - Quizvraag

Sehr gern. Möchten Sie Kartoffelsalat [oder] grünen Salat?
A
en
B
of

Slide 11 - Quizvraag

Selbstverständlich. Kommt [sofort].
A
straks
B
meteen

Slide 12 - Quizvraag

Die Suppe ist köstlich, aber [leider] kalt.
A
helaas
B
ook

Slide 13 - Quizvraag

die Sachertorte
Die Gäste aus dem Gespräch bestellten als Nachtisch unter anderem einen Schokoladenkuchen.

Der bekannteste Schokoladenkuchen 
ist wohl die Sachertorte aus Österreich.

Slide 14 - Tekstslide

Lies den Text zur Sachertorte auf Deutsch und beantworte die Fragen auf Niederländisch:
1) Waar komt de naam 'Sacher' vandaan?
2) Is dit het officiële recept?
3) Hoeveel chocolade wordt er in totaal in een taart verwerkt?
4) Hoe lang duurt de volledige bereiding van een Sachertorte?
5) Je hebt geen zin om te bakken. Wat kost de grootste Sachertorte als online bestelling?
6) Bestel nu een taart voor je docent: Vrolikstraat 8 - 1091 VG - Amsterdam

Slide 15 - Open vraag

Geschirr und Besteck
Die Sachertorte ist angekommen. 
Zeit um sie auf zu essen!

der Löffel
das Messer
das Glas / die Gläser
die Gabel
der Teller / die Teller
schneiden
trinken
abwischen
Klik op de oogjes
en leer de woorden uit je hoofd.
Doe dan met een medeleerling een wedstrijd wie alle woorden het eerst zonder te spieken goed uit
kan spreken.
ä = e
ö = eu
stechen

Slide 16 - Tekstslide

Hiermit schneidest du Brot.

Hieraus trinkst du Wasser.

Hierauf liegt dein Essen.

Hiermit stichst du in deinem Essen.

Hiermit isst du Suppe.

Hiermit wischt du nach dem Essen den Mund.



ein Messer
ein Glas
ein Teller
eine Gabel
ein Löffel
eine Serviette

Slide 17 - Sleepvraag

Nimm dein Buch
Probeer met behulp van de vorige oefeningen zoveel mogelijk zinnen op pagina 55 te vertalen.
De vertalingen worden klassikaal gecontroleerd.


Slide 18 - Tekstslide

Das online Restaurant
Ga naar deze site en ga naar het restaurant. Als Flash geblokkeerd wordt moet je die activeren door op het puzzlestukje te klikken. Je komt om het scherm rechts. Beweeg met de muis over het scherm (de tafels, de hertenhoofden e.d.) om opdrachten te maken. Niet op het hoofd van de serveerster klikken want dan begint een gesprek dat nu nog te moeilijk is. Maak alle opdrachten.

Slide 19 - Tekstslide

Das online Restaurant Gespräch
Ga naar het restaurant en klik op de serveerster (gesprek)
Beantwoord haar vragen. Je kunt spieken door rechtsonder op
de afbeelding te klikken. Let goed op je uitspraak.
ö = eu (möchte)
ü = uu (Tagesmenü)




Slide 20 - Tekstslide

Mahlzeit!
In landen als Nederland en België was de hoofdmaaltijd vaak rond het middaguur; het vaak lichamelijk zware agrarische werk in vroeger tijden vereiste een goede, gezonde en volledige maaltijd. Ook in landen zoals Duitsland is het tegenwoordig nog gebruikelijk om de warme hoofdmaaltijd als middagmaal te nuttigen (das Mittagessen). Dit met de achterliggende gedachte, dat men de energie 's middags voor het werken nodig heeft. 's Avonds wordt dan meestal voor een broodmaaltijd gekozen (das Abendbrot).
Op veel Duitse scholen eten leerlingen hun Mittagsessen in de Kantine (die Mensa). 
Je hebt vaak een keuze uit verschillende warme maaltijden soms uit verschillende keukens.
Het aanbod en de kwaliteit verschilt sterk per school en Bundesland.



Slide 21 - Tekstslide

Is Abendbrot nog steeds gebruikelijk in Duitsland?
Waarom wel of niet?

Abendessen

Slide 22 - Open vraag

Das Essen in der Schulkantine
Vertaal met behulp van de tekst:
1) Hoe heeft het gesmaakt?
2) Er is ook een saladebuffet
3) Maar de lasagne is lekker
4) Ik houd bijna overal van

Slide 23 - Open vraag

Das Essen in der Schulkantine

Schrijf de naam op van de leerling die niks lekker vind
uit de schoolkantine.


Slide 24 - Open vraag

Schrijf, enkel met behulp van de vorige tekst en je eigen woordenschat, een recensie over het eten in de kantine van het Cygnus.
Doe eventueel voorstellen voor het verbeteren (verbessern) van het aanbod (das Angebot) in de kantine.

Slide 25 - Open vraag

geben, nehmen, essen, sprechen
(sterke werkwoorden met een e in de stam)
Was nimmst du? - Ich nehme eine Pizza.
Er isst gerne Nudeln. - Meine Mutter isst lieber Reis.
Der Ober gibt uns die Speisekarten.
Du sprichst schon gut Deutsch!





Slide 26 - Tekstslide

geben, nehmen, essen, sprechen

ich nehme
du nimmst
er / es / sie nimmt
wir nehmen
ihr nehmt
sie / Sie nehmen
deze werkwoorden vervoeg je met feesttenten, maar bij du, er/es/sie verandert de e in de stam in een i.
Let bij nehmen op de h die in een m verandert.

Slide 27 - Tekstslide

Er ___ schon gut Deutsch.
A
sprecht
B
spricht

Slide 28 - Quizvraag

Wir ___ gerne Kartoffelsalat.
A
essen
B
esst

Slide 29 - Quizvraag

Was ___ ihr?
A
nimmt
B
nehmt

Slide 30 - Quizvraag

Sarah ___ den Salat.
A
nehmt
B
nimmt

Slide 31 - Quizvraag

NL>D: Wat neem jij?
(Denk bij vertalen om hoofdletters en leestekens)

Slide 32 - Open vraag

NL>D: Mijn broer wordt 16.
(Denk bij vertalen om hoofdletters en leestekens)

Slide 33 - Open vraag

NL>D: Spreekt u Duits?

Slide 34 - Open vraag

NL>D: Wat nemen jullie?

Slide 35 - Open vraag

NL>D: Ik eet graag soep.

Slide 36 - Open vraag

NL>D: Eet jij graag soep?

Slide 37 - Open vraag

Gespräch
Schüler A
Schüler B
Wat eet jij?
Ik eet ...
Spreek jij Duits?
Ja een beetje.
Neem jij cola of fanta?
Ik neem ...
Geef mij (mir) de menukaart eens (mal) aub.

(Bij deze gebiedende wijs gebruik je de du-vorm zonder uitgang -st)
Alsjeblieft.

(Wissel van rol als jullie klaar zijn)

Slide 38 - Tekstslide

Kaffee und Kuchen
In England zelebriert man um 17 Uhr Teatime, in Italien und Frankreich nimmt man sich für die kleine Auszeit am Abend einen Aperitif und wir Deutschen? Wir treffen uns am liebsten nachmittags zum Kaffee und Kuchen. Zu Omas Zeiten sprach man noch von Kaffeekränzchen oder Kaffeeklatsch. Heutzutage heißt es einfach "auf einen Kaffee treffen". Eine Tasse frisch zubereiteten Kaffee und ein Stück guter Kuchen bedeutet eine kurze Entspannung vom stressigen Alltag. Der gemeinsame Genuss von Kaffee und Kuchen ist eine willkommene Gelegenheit, mit Familie und Freunden zusammen zu sein und Neuigkeiten auszutauschen. Ob Zuhause, in einem schicken Café, deiner Lieblingskaffeerösterei oder in einer Konditorei - in Deutschland gibt es an jeder Ecke die Möglichkeit, die deutsche Kaffeetradition zu pflegen.

Slide 39 - Tekstslide

In der Konditorei
Eine Konditorei ist ein Handwerksbetrieb, in dem Fein- oder Süßgebäck hergestellt und meist auch im angeschlossenen Laden verkauft werden. Viele Konditoreien sind mit einem Café kombiniert. Wichtige Produkte einer Konditorei sind Torten, Kuchen, Pralinés, Petit Fours, Speiseeis und Pâtisserie.  Konditoreiwaren gelten bis heute oftmals als Luxusprodukte.

Slide 40 - Tekstslide

Du hast zwei Texte gelesen über die Kaffeekultur in Deutschland.

Eine Deutsche Freundin fragt dich: wollen wir uns auf einen Kaffee treffen?
Wat gaan jullie dan doen?
Hoe laat ontmoeten jullie elkaar ongeveer?
Hoe noem je een Duits 'taartencafé'?
Wat kun je daar zoal eten?

Slide 41 - Open vraag

In der Konditorei (Gespräch)
Schüler A
Schüler B
Heeft u al besteld?
Nee nog niet.
Bestel iets te drinken en een typisch Duitse taart.
Met of zonder slagroom?
Met!
Eet smakelijk!
Dank u.
Heeft het u gesmaakt?
Ja het was heerlijk.
Wilt u nog een stuk?
Nee dank u.

Slide 42 - Tekstslide

Restaurants in Deutschland
Hören: besuche diese Website und ergänze die Zahlen. 

Sprechen: als je de getallen hebt ingevuld lees je elkaar de tekst voor. Vraag eventueel de docent om mee te luisteren.

Slide 43 - Tekstslide

Zahlen im Restaurant.
Schüler A
Schüler B
Ober, ich möchte zahlen.
Bitte, die Rechnung.
Das macht 38,75 Euro.
Aber ich habe nur eine Pizza und zwei Cola bestellt. Das macht 24,50 Euro zusammen.
Tut mir Leid. das ist die Rechnung für Tisch 16. Ich  bringe Ihnen Ihre Rechnung.
Danke.
Bitte, das macht also 24,50 Euro.
Sagen wir 27,00 Euro
Herzlichen Dank. 
Auf Wiedersehen.
Auf Wiedersehen.

Slide 44 - Tekstslide

Was macht der 1. Absatz über
Sebastian deutlich?
A
Er arbeitet viele Stunden am Tag.
B
Er hat lange daran gezweifelt, ob er Koch werden sollte.
C
Er ist mit seiner Ausbildung so gut wie fertig.
D
Er wird in einem richtigen Restaurant ausgebildet (opgeleid).

Slide 45 - Quizvraag

Noem twee redenen uit alinea 2
waarom leerlingen vaak met hun
koksopleiding stoppen.

Slide 46 - Open vraag

„Jeder leergegessene Teller ist
eine Bestätigung (bevestiging).“ (Absatz 3)

Wofür?
A
Dass der Beruf von Koch sehr anstrengend sein kann.
B
Dass der Koch eine gute Leistung erbracht hat.
C
Dass die Portionen zu klein sind.
D
Dass es zu wenig gute Köche gibt.

Slide 47 - Quizvraag

Was will Andreas Rohde am Ende
des 4. Absatzes deutlich machen?
A
Dass die Wirklichkeit oft anders aussieht, als in den Medien dargestellt wird.
B
Dass ein Koch extrem gute Mathekenntnisse haben muss.
C
Dass ein Praktikum in einem anderen Land eine gute Entscheidung ist.
D
Dass man als Koch selber bestimmen kann, wann man Feierabend hat.

Slide 48 - Quizvraag

Welches Wort passt im Sinne
des Textes in die Lücke in Absatz 5?
A
Auszubildender (stagiair)
B
Einzelgänger (iemand die graag alleen is)
C
Frau
D
Koch

Slide 49 - Quizvraag

Schrijf de tekst van advertentie waarop de kok uit de tekst gesolliciteerd heeft om zijn baan te krijgen. Verwerk de volgende punten:
- op welke tijden moet je werken?
- over welke vaardigheden moet je beschikken?
- over welke karaktereigenschappen moet je beschikken?
Haal je informatie uit de tekst.

Slide 50 - Open vraag