Im Restaurant -KST

Im Restaurant
In deze lessenreeks leer je over eten en drinken.
De eetcultuur in Duitstalige landen.
Aan het einde van deze lessenreeks kun je eten en drinken bestellen in een restaurant en reageren op vragen van de bediening.
Kaiserschmarrn aus Österreich
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Im Restaurant
In deze lessenreeks leer je over eten en drinken.
De eetcultuur in Duitstalige landen.
Aan het einde van deze lessenreeks kun je eten en drinken bestellen in een restaurant en reageren op vragen van de bediening.
Kaiserschmarrn aus Österreich

Slide 1 - Tekstslide

Welche Speisen und Getränke
siehst du in dem Gespräch?
Schrijf het Duitse woord + vertaling

Slide 2 - Open vraag

Wat betekent de laaste vraag die de kelner
stelt in het gesprek?

Slide 3 - Open vraag

Denk je dat de kelner een grote fooi krijgt?
Leg je antwoord uit.

Slide 4 - Open vraag

Kellner: Guten Abend, haben Sie _____________?
Gast: Ja, einen Tisch für zwei auf den Namen Müller.
Kellner: Bitte folgen Sie mir, ich bringe Sie zu Ihrem _____________.
Gast: Vielen Dank.
Kellner: _____________ ich Ihnen schon Getränke bringen?
Gast: Die _____________ bitte zuerst.
Kellner: Sehr gern.
reserviert
Tisch
Darf 
Speisekarte

Slide 5 - Sleepvraag

Gast: Wir bestellen eine Flasche Weißwein und einen Liter Wasser bitte.
Kellner: Zum Essen haben Sie schon ____________?
Gast: Ja, wir bekommen als Vorspeise zwei Mal die Suppe. Ist das _____________________?
Kellner: Ja, Gemüsesuppe mit Karotten.
Gast: ____________.
Sehr gut
gewählt 
Gemüsesuppe

Slide 6 - Sleepvraag

Und anschließend als Hauptspeise nehmen wir ein Mal die Nudeln, ein Mal, eine Pizza und einen ____________.
Kellner: Sehr gern. Möchten Sie Kartoffelsalat _____________ grünen Salat?
Gast: Gern grünen Salat.
Kellner: Ist alles in Ordnung?
Gast: Die Suppe ist köstlich, _________ leider ___________.
Kellner: Entschuldigen Sie vielmals, ich bringe Ihnen sofort eine neue.

Salat
aber 
oder
kalt

Slide 7 - Sleepvraag

Ja, [einen Tisch] für zwei auf den Namen Müller.
A
een tafel
B
een rekening

Slide 8 - Quizvraag

Zum Essen haben Sie [schon gewählt]?
A
al gegeten
B
al gekozen

Slide 9 - Quizvraag

Sehr gern. Möchten Sie Kartoffelsalat [oder] grünen Salat?
A
en
B
of

Slide 10 - Quizvraag

Selbstverständlich. Kommt [sofort].
A
straks
B
meteen

Slide 11 - Quizvraag

Die Suppe ist köstlich, aber [leider] kalt.
A
helaas
B
ook

Slide 12 - Quizvraag

die Sachertorte
Die Gäste aus dem Gespräch bestellten als Nachtisch unter anderem einen Schokoladenkuchen.

Der bekannteste Schokoladenkuchen 
ist wohl die Sachertorte aus Österreich.

Slide 13 - Tekstslide

Lies den Text zur Sachertorte auf Deutsch und beantworte die Fragen auf Niederländisch:
1) Waar komt de naam 'Sacher' vandaan?
2) Is dit het officiële recept?
3) Hoeveel chocolade wordt er in totaal in een taart verwerkt?
4) Hoe lang duurt de volledige bereiding van een Sachertorte?
5) Je hebt geen zin om te bakken. Wat kost de grootste Sachertorte als online bestelling?
6) Bestel nu een taart voor je docent: Vrolikstraat 8 - 1091 VG - Amsterdam

Slide 14 - Open vraag

Geschirr und Besteck
Die Sachertorte ist angekommen. 
Zeit um sie auf zu essen!

der Löffel
das Messer
das Glas / die Gläser
die Gabel
der Teller / die Teller
schneiden
trinken
abwischen
Klik op de oogjes
en leer de woorden uit je hoofd.
Doe dan met een medeleerling een wedstrijd wie alle woorden het eerst zonder te spieken goed uit
kan spreken binnen 10 seconden.
ä = e
ö = eu
stechen

Slide 15 - Tekstslide

Hiermit schneidest du Brot.

Hieraus trinkst du Wasser.

Hierauf liegt dein Essen.

Hiermit stichst du in deinem Essen.

Hiermit isst du Suppe.

Hiermit wischt du nach dem Essen den Mund.



ein Messer
ein Glas
ein Teller
eine Gabel
ein Löffel
eine Serviette

Slide 16 - Sleepvraag

Nimm dein Buch
Probeer met behulp van de vorige oefeningen zoveel mogelijk zinnen op pagina 51 te vertalen.
De vertalingen worden klassikaal gecontroleerd.


Slide 17 - Tekstslide

Mahlzeit!
In landen als Nederland en België was de hoofdmaaltijd vaak rond het middaguur; het vaak lichamelijk zware agrarische werk in vroeger tijden vereiste een goede, gezonde en volledige maaltijd. Ook in landen zoals Duitsland is het tegenwoordig nog gebruikelijk om de warme hoofdmaaltijd als middagmaal te nuttigen (das Mittagessen). Dit met de achterliggende gedachte, dat men de energie 's middags voor het werken nodig heeft. 's Avonds wordt dan meestal voor een broodmaaltijd gekozen (das Abendbrot).
Op veel Duitse scholen eten leerlingen hun Mittagsessen in de Kantine (die Mensa). 
Je hebt vaak een keuze uit verschillende warme maaltijden soms uit verschillende keukens.
Het aanbod en de kwaliteit verschilt sterk per school en Bundesland.



Slide 18 - Tekstslide

Is Abendbrot nog steeds gebruikelijk in Duitsland?
Waarom wel of niet?
Luister naar het fragment.
Abendessen

Slide 19 - Open vraag

Das Essen in der Schulkantine
Vertaal met behulp van de tekst:
1) Hoe heeft het gesmaakt?
2) Er is ook een saladebuffet
3) Maar de lasagne is lekker
4) Ik houd bijna overal van

Slide 20 - Open vraag

Das Essen in der Schulkantine

Schrijf de naam op van de leerling die niks lekker vind
uit de schoolkantine.


Slide 21 - Open vraag

geben, nehmen, essen, sprechen
(sterke werkwoorden met een e in de stam)
Was nimmst du? - Ich nehme eine Pizza.
Er isst gerne Nudeln. - Meine Mutter isst lieber Reis.
Der Ober gibt uns die Speisekarten.
Du sprichst schon gut Deutsch!





Slide 22 - Tekstslide

geben, nehmen, essen, sprechen

ich nehme
du nimmst
er / es / sie nimmt
wir nehmen
ihr nehmt
sie / Sie nehmen
deze werkwoorden vervoeg je met (fe)esttenten, maar bij du, er/es/sie verandert de e in de stam in een i.
Let bij nehmen op de h die in een m verandert.

Slide 23 - Tekstslide

Er ___ schon gut Deutsch.
A
sprecht
B
spricht

Slide 24 - Quizvraag

Wir ___ gerne Kartoffelsalat.
A
essen
B
esst

Slide 25 - Quizvraag

Was ___ ihr?
A
nimmt
B
nehmt

Slide 26 - Quizvraag

Sarah ___ den Salat.
A
nehmt
B
nimmt

Slide 27 - Quizvraag

NL>D: Wat neem jij?
(Denk bij vertalen om hoofdletters en leestekens)

Slide 28 - Open vraag

NL>D: Mijn broer wordt 16.
(Denk bij vertalen om hoofdletters en leestekens)

Slide 29 - Open vraag

NL>D: Spreekt u Duits?

Slide 30 - Open vraag

NL>D: Wat nemen jullie?

Slide 31 - Open vraag

NL>D: Ik eet graag soep.

Slide 32 - Open vraag

NL>D: Eet jij graag soep?

Slide 33 - Open vraag

Gespräch
(e wordt i bij du, er/es/sie)
Schüler A
Schüler B
Was (neem jij?)
(Ik neem) eine Pizza. Und du?
(Ik eet) gerne Fisch, aber das (zie ik) nicht auf der Karte.
Es gibt Pizza mit Thunfisch.
Dann (nemen we) beide eine Pizza.

Slide 34 - Tekstslide

Kaffee und Kuchen
In England zelebriert man um 17 Uhr Teatime, in Italien und Frankreich nimmt man sich für die kleine Auszeit am Abend einen Aperitif und wir Deutschen? Wir treffen uns am liebsten nachmittags zum Kaffee und Kuchen. Zu Omas Zeiten sprach man noch von Kaffeekränzchen oder Kaffeeklatsch. Heutzutage heißt es einfach "auf einen Kaffee treffen". Eine Tasse frisch zubereiteten Kaffee und ein Stück guter Kuchen bedeutet eine kurze Entspannung vom stressigen Alltag. Der gemeinsame Genuss von Kaffee und Kuchen ist eine willkommene Gelegenheit, mit Familie und Freunden zusammen zu sein und Neuigkeiten auszutauschen. Ob Zuhause, in einem schicken Café, deiner Lieblingskaffeerösterei oder in einer Konditorei - in Deutschland gibt es an jeder Ecke die Möglichkeit, die deutsche Kaffeetradition zu pflegen.

Slide 35 - Tekstslide

In der Konditorei
Eine Konditorei ist ein Handwerksbetrieb, in dem Fein- oder Süßgebäck hergestellt und meist auch im angeschlossenen Laden verkauft werden. Viele Konditoreien sind mit einem Café kombiniert. Wichtige Produkte einer Konditorei sind Torten, Kuchen, Pralinés, Petit Fours, Speiseeis und Pâtisserie.  Konditoreiwaren gelten bis heute oftmals als Luxusprodukte.

Slide 36 - Tekstslide

Du hast zwei Texte gelesen über die Kaffeekultur in Deutschland.

Eine Deutsche Freundin fragt dich: wollen wir uns auf einen Kaffee treffen?
Wat gaan jullie dan doen?
Hoe laat ontmoeten jullie elkaar ongeveer?
Hoe noem je een Duits 'taartencafé'?
Wat kun je daar zoal eten?

Slide 37 - Open vraag

In der Konditorei (Gespräch)
Schüler A
Schüler B
Heeft u al besteld?
Nee nog niet.
Bestel iets te drinken en een typisch Duitse taart.
Met of zonder slagroom?
Met!
Eet smakelijk!
Dank u.
Heeft het u gesmaakt?
Ja het was heerlijk.
Wilt u nog een stuk?
Nee dank u.

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Wat is voor jou de meest opvallende wetenswaardigheid over de Currywurst?

Slide 40 - Open vraag

Suche die Website des Currywurstmuseums in Berlin und beantworte diese Fragen auf Niederländisch.

1) Wie spät hat das Museum geöffnet?
2) Was ist der 'Museummontag'?
3) Wie viel kostet ein Ticket für dich? (voor iemand van jouw leeftijd?)
4) Gibt es Salate im Imbiss?

Slide 41 - Open vraag

Welke uitspraak komt overeen met alinea 1?
A
Koken krijgt veel aandacht in de media.
B
Veel tv-koks schrijven ook voor de krant.
C
Voor steeds meer mensen is koken een hobby.

Slide 42 - Quizvraag

In alinea 2 wordt er gesproken over “Nimm drei”.
Wat is belangrijk bij “Nimm drei”?
Dat gerechten:
A
betaalbaar zijn.
B
erg voedzaam zijn.
C
vlug op tafel staan.

Slide 43 - Quizvraag

Welke uitspraak sluit het beste aan bij alinea 3?
A
“Ik nodig soms mensen uit voor het eten, maar ze zeggen steeds af.”
B
“Ik heb het te druk, ik kom bijna niet aan koken toe.”
C
“Ik wil lekker eten, maar het mag niet te veel kosten.”

Slide 44 - Quizvraag

Wat maakt alinea 4 duidelijk?
A
Kant-en-klaar-producten worden steeds populairder.
B
Makkelijke maaltijden zijn vaak vies, ongezond en duur.
C
Voor echt verse ingrediënten moet je op de markt zijn.

Slide 45 - Quizvraag