5/11 chronologisch en niet-chronologisch + historiche roman

Fictie
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Fictie

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Lesdoel
  • Korte activiteit
  • Terugblik
  • Instructie- zelfstandig in stilte werken 
  • Verlengde instructie - in stilte werken 
  • Exitticket
  • Afsluiten (reflectie en feedback)

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel
Aan het einde van deze les 
- kun je benoemen wat chronologisch en niet-chronologisch betekenen;
- kun je benoemen wat een historische roman is;
- heb je geoefend met het herkennen van chronologisch en niet-chronologisch in teksten.

Blauw = kennis = leren
Oranje =  kunnen = oefenen 

Slide 3 - Tekstslide

Spelen met woorden: dilemma en argumenteren
Geef iedereen de kans om zelf na te denken en een keuze te maken: roep geen keuzes en redenen door de klas, maar doe je het in je hoofd.
  • Lees eerst het dilemma en probeer in je hoofd eeb keuze te maken en een reden voor jouw keuze (schrijf je antwoord eventueel even in je schrift op)
  • Na het dilemma kan in de volgende dia jouw keuze maken
  • Jouw reden (argument) schrijf je in de dia die daarna komt sheet.
  • Denk aan hoofdletters en leestekens.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide


Altijd vliegen om je hoofd.
Altijd bij het boodschappen doen je kliko mee.

Slide 6 - Poll

Je hebt altijd een zwerm vliegen om je hoofd. _ OF _ Je neemt altijd een kliko mee als je boodschappen doet.

Noteer vliegen of kliko en leg je keuze uit.

Slide 7 - Open vraag

Slide 8 - Tekstslide

Schrijf een ding op wat je de vorige les hebt geleerd.
(lesstof en begrip + uitleg of volledige taalregel)

Slide 9 - Woordweb

Herhaling nieuwe lesstof

Slide 10 - Tekstslide

Vertelde tijd
Chronologisch
Niet-chronologisch
Flashback
De tijd die in het verhaal verstrijkt.
Op volgorde van tijd
"overmorgen-vandaag-morgen"
Terugblik

Slide 11 - Sleepvraag

Chronologisch & niet-chronologisch
Een verhaal noem je chronologisch als de gebeurtenissen in een verhaal worden verteld in de volgorde waarin ze ook hebben plaatsgevonden. 
Voorbeeld: Dagboek van Anne Frank

Een verhaal is niet-chronologisch als de schrijver midden in een verhaal begint. de lezer komt er pas langzaam achter wat er gebeurt is. 
Voorbeeld: boeken van Mel Wallis de Vries

Slide 12 - Tekstslide

Werk voor deze les + huiswerk: Alvast aan het werk? 
  • je begrijpt de lesstof/theorie voldoende (je kunt het groene theorieblok uit je boek gebruiken als ondersteuning) 
  • je werkt in STILTE en je mag NIET PRATEN of OVERLEGGEN en geen vragen stellen
  • je bent echt aan het werk!
Klaar = in STILTE lezen

Pak je VIP en noteer:
Hoofdstuk 2, fictie, opdracht 9 en 10

Wat niet af is = huiswerk
Stel de volgende les vragen over dingen die je niet begreep!

Slide 13 - Tekstslide

Chronologisch of niet?
Hoe wordt verteld? 
Volgorde: 
  • chronologisch 
  • niet-chronologisch 

Niet-chronologisch ontstaat door: 
  • flash forward (tijdsprong vooruit)
  • flashback ( tijdsprong achteruit)


Slide 14 - Tekstslide

Terugwijzingen
  • Flashbacks
  • Je gaat terug in de tijd van het verhaal naar iets wat op een eerder moment gebeurde. 

Slide 15 - Tekstslide

Tijdsprong
Een tijdsprong is het overslaan van een stuk tijd, bijvoorbeeld een paar weken of een jaar. 

Slide 16 - Tekstslide

Is tekst 2 chronologisch of niet-chronologisch verteld?
Leg je antwoord uit.

Slide 17 - Open vraag

Historische roman

Elk verhaal speelt zich af in een bepaalde tijd: in de toekomst, in het heden, enkele jaren geleden of bijvoorbeeld in de middeleeuwen. Soms is het niet meteen duidelijk in welke tijd dat is, maar dat kun je meestal afleiden uit bijzonderheden in het verhaal, zoals de aanwezigheid van ridders, een eerste televisie, een kolonie op Mars of de guillotine bij terechtstellingen.

Een historische roman bevat een verhaal dat zich in het verleden afspeelt. Vaak gaat het om echte gebeurtenissen of personen uit die tijd. Een schrijver kan zich dan strikt aan de feiten houden, maar hij kan ook vrij omspringen met de historische gebeurtenissen en personen. In elk geval zijn de meeste dialogen en gedachten van historische personen verzonnen.

Slide 18 - Tekstslide

Noteer drie woorden uit tekst 2 die te maken hebben met de genoemde historische periode. Het eerste woord is elke keer voorgedaan.
Germanen:
- Wuotan
- ...
- ...
- ...

Slide 19 - Open vraag

Noteer drie woorden uit tekst 2 die te maken hebben met de genoemde historische periode. Het twee wood is Tweede Wereldoorlog:
- Nazi's
- ...
- ...
- ...

Slide 20 - Open vraag

Dit boek is een mengeling van een avonturenroman en een historische roman. Leg dit uit met behulp van elementen uit tekst 2.

Slide 21 - Open vraag

Werk voor deze les + huiswerk

    Pak je VIP en noteer:
    Hoofdstuk 2, fictie, opdracht 9 en 10

    Verlengde instructie:
    Hoofdstuk 2, fictie, opdracht 10
    Klaar = in STILTE lezen
    Wat niet af is = huiswerk
    Stel de volgende les vragen over dingen die je niet begreep!

    Slide 22 - Tekstslide

    Lesdoel
    Aan het einde van deze les 
    - kun je benoemen wat chronologisch en niet-chronologisch betekenen;
    - kun je benoemen wat een historische roman is;
    - heb je geoefend met het herkennen van chronologisch en niet-chronologisch in teksten.

    Blauw = kennis = leren
    Oranje =  kunnen = oefenen 

    Slide 23 - Tekstslide

    Ik kan benoemen wat chronologisch en niet-chronologisch betekenen en
    wat een historische roman is.

    😒🙁😐🙂😃

    Slide 24 - Poll

    Reflectie:
    Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
    Wat kan nog iets beter? Hoe ga je dat verbeteren?

    Slide 25 - Open vraag

    Feedback
    Wat vond je fijn/goed aan deze les?
    Wat zou je liever anders zien?

    Slide 26 - Open vraag