07/12/2022

Planning
  • Uitleg
  • Opdrachten
  • Afsluiting
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Planning
  • Uitleg
  • Opdrachten
  • Afsluiting

Slide 1 - Tekstslide

Uitleg
werkwoord
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
voorzetsel
voegwoord
blz. 86

Slide 2 - Tekstslide

werkwoord


geeft aan dat je iets aan het doen bent

Slide 3 - Tekstslide

zelfstandig naamwoord

mensen / dieren / dingen
je kunt er een lidwoord voor zetten

Slide 4 - Tekstslide

bijvoeglijk naamwoord


beschrijft een zelfstandig naamwoord

Slide 5 - Tekstslide

stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

beschrijft het materiaal van een zelfstandig naamwoord

Slide 6 - Tekstslide

voorzetsel


kastwoorden

Slide 7 - Tekstslide

voegwoord


woorden die zinnen met elkaar verbinden

Slide 8 - Tekstslide

Wat zijn de werkwoorden in deze zin?
De grote boom in het bos is zo oud, dat hij moet worden omgezaagd met een ijzeren kettingzaag.

Slide 9 - Tekstslide

Wat zijn de zelfstandige naamwoorden in deze zin?
De grote boom in het bos is zo oud, dat hij moet worden omgezaagd met een ijzeren kettingzaag.

Slide 10 - Tekstslide

Wat zijn de bijvoeglijke naamwoorden in deze zin?
De grote boom in het bos is zo oud, dat hij moet worden omgezaagd met een ijzeren kettingzaag.

Slide 11 - Tekstslide

Wat is het stoffelijk bijvoeglijke naamwoord in deze zin?
De grote boom in het bos is zo oud, dat hij moet worden omgezaagd met een ijzeren kettingzaag.

Slide 12 - Tekstslide

Wat is het voorzetsel in deze zin?
De grote boom in het bos is zo oud, dat hij moet worden omgezaagd met een ijzeren kettingzaag.

Slide 13 - Tekstslide

Wat is het voegwoord in deze zin?
De grote boom in het bos is zo oud, dat hij moet worden omgezaagd met een ijzeren kettingzaag.

Slide 14 - Tekstslide

Welk woord hoort niet in het rijtje thuis?

Slide 15 - Tekstslide

Welk woord hoort niet in het rijtje thuis?
A
gegeten
B
smaakt
C
opeten
D
lekker

Slide 16 - Quizvraag

Welk woord hoort niet in het rijtje thuis?
A
schilderij
B
mooie
C
ijzeren
D
lelijk

Slide 17 - Quizvraag

Welk woord hoort niet in het rijtje thuis?
A
door
B
maar
C
naar
D
voor

Slide 18 - Quizvraag

Welk woord hoort niet in het rijtje thuis?
A
blauwe
B
houten
C
groot
D
krullerig

Slide 19 - Quizvraag

Welk woord hoort niet in het rijtje thuis?
A
en
B
maar
C
voordat
D
door

Slide 20 - Quizvraag

Zelf zinnen maken en ontleden
werkwoord, zelfstandig naamwoord, (stoffelijk) bijvoeglijk naamwoord, voorzetsel, voegwoord.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide