Les 2 Van kleinschalig tot mega

Van kleinschalig naar mega
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
GroenMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Van kleinschalig naar mega

Slide 1 - Tekstslide

Waar gaat deze les over?
Je kunt kenmerken noemen van verschillende bedrijven
Je kunt de agrarische bedrijfsvormen herkennen en benoemen

Slide 2 - Tekstslide

Soorten landbouw
Landbouw: gebruik van het land voor de productie van planten en dieren. 

Soorten landbouw: 
Veeteelt: het houden van dieren voor vlees melk of eieren
Akkerbouw: het bebouwen van grote akkers voor bv graan of aardappels
Tuinbouw: het kweken van groente, fruit, en planten op kleinere oppervlaktes

Slide 3 - Tekstslide

Akkerbouw: grote akkers met bijvoorbeeld graan of aardappels

Slide 4 - Tekstslide

Veeteelt: houden van dieren voor vlees, melk en eieren. 

Slide 5 - Tekstslide

Tuinbouw: het kweken van groente, fruit en planten op kleinere oppervlaktes. 

Slide 6 - Tekstslide

Verschillende bedrijven
De agrarische sector kun je op verschillende manieren onderverdelen: 
- Grootschalig: grote bedrijven (grote akkers, stallen of kassen)
- Kleinschalig: kleinere bedrijven 
- Biologische bedrijven (rekening houdend met natuur, milieu, klimaat, welzijn van mens en dier)

Slide 7 - Tekstslide

Grootschalige bedrijven

Grote akkers of kassen met planten 

Grote stallen met vee

Kunstmest 

Opbrengst van het land en per dier het hoogst = Intensieve landbouw
Kleinere bedrijven

Minder grond 

Kleinere stallen

Vaak mest of minder kunstmest

Opbrengst is kleiner maar vaak hogere prijzen 

Slide 8 - Tekstslide

Biologische bedrijven
Agrarische bedrijven die rekening houden met natuur, milieu, klimaat en het welzijn van mens en dier. 
Deze bedrijven gebruiken géén kunstmest, géén chemische gewasbeschermingsmiddelen, géén antibiotica en minder medicijnen. 
Hierdoor vaak meer kosten en de opbrengst is vaak kleiner. 
Dit heet extensieve landbouw 

Slide 9 - Tekstslide

Voor de consument
  • Je betaalt vaak meer voor biologisch: 
  • Risico voor lagere opbrengst is groter dus hogere prijzen
  • Er is meer land nog voor de ruimte voor de dieren. 
  • Voer is vaak duurder (moet ook biologisch zijn)
  • Meer tijd nodig voor het eind product. 
  • Voordeel: schonere natuur en milieu en vaak beter voor gezondheid. 

Slide 10 - Tekstslide

Binnen of buiten
  • Een andere verdeling van bedrijven is op de manier van kweken (de teelt). 
  • Bij open teelt staan de planten buiten: afhankelijk van het weer. 
  • Bij gesloten teelt staan de planten in een kas of schuur: temperatuur zelf in de hand. 

Slide 11 - Tekstslide

Open teelt = buiten
Gesloten teelt = binnen

Slide 12 - Tekstslide

Soorten bedrijven
  • Verschillende bedrijven in de agrarische sector doen verschillende werkzaamheden. 
  • En binnen de agrarische sector werken dus veel mensen. Denk aan boeren, kwekers, producenten van tractoren of kunstmest. 
  • Maar bijvoorbeeld ook mensen die in meerdere sectoren werken zoals een dierenarts of boekhouders. 
  • Dit alles samen is de agrarische bedrijfskolom. 

Slide 13 - Tekstslide

Soorten bedrijven
  • Productiebedrijf: produceert bv vlees, melk, eieren of planten
  • Vermeerderingsbedrijf: vermeerdert producten voor productiebedrijven
  • Toeleveringsbedrijf: levert producten en materialen
  • Verwerkingsbedrijf: verwerkt producten tot producten voor consumenten bv kaas, worst

Slide 14 - Tekstslide

Productiebedrijf: maakt producten zoals aardappelen, eieren of melk

Slide 15 - Tekstslide

Vermeerderingsbedrijf: vermeerdert de agrarische producten zodat productiebedrijven ze kunnen gebruiken. 

Slide 16 - Tekstslide

Toeleveringsbedrijf:  levert producten en materialen aan agrarische bedrijven. Bijvoorbeeld kunstmest, kippenvoer of potgrond. 

Slide 17 - Tekstslide

Verwerkingsbedrijf: verwerkt producten van productiebedrijven tot producten voor de consument. Bijvoorbeeld kaas, appelsap of chocolade. 

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Aan de slag
Schrijf de blauwe woorden op
Maak de opdrachten en test je zelf.
Lever de opdrachten in

Slide 20 - Tekstslide