In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Thema 2 les 4
Bij uitritten
Slide 1 - Tekstslide
Wanneer geef je iemand voorrang?
Slide 2 - Open vraag
Wie heeft er voorrang? (jij bent de auto)
A
De fietser
B
De fietser en de auto
C
De auto en de voetganger
D
De voetganger, fietser en auto
Slide 3 - Quizvraag
Dit ga je leren
Je leert dat er verschillende uitritten zijn. Je kunt te maken krijgen met een uitrit bij een tuin, een parkeerplaats, een zijweg of een erf. Je leert wanneer je mag voorgaan bij een uitrit.
Slide 4 - Tekstslide
Wat is dan een uitrit?
A
Een zijstraat.
B
Een gebied waar voertuigen kunnen parkeren langs de weg.
C
De plek waar je de rijbaan opgaat.
Slide 5 - Quizvraag
1 Verschillende soorten uitritten
Een uitrit als je de
tuin uitrijdt.
Slide 6 - Tekstslide
2 Verschillende soorten uitritten
Een uitrit als je een grote
parkeerplaats verlaat.
Slide 7 - Tekstslide
3 Verschillende soorten uitritten
Een uitrit als je een zijweg verlaat.
Dit is vaak een rustige weg die uitkomt op een drukkere weg.
Slide 8 - Tekstslide
4 Verschillende soorten uitritten
Een uitrit als je een erf verlaat, je ziet dit bord:
Slide 9 - Tekstslide
Uitritconstructie
Slide 10 - Tekstslide
Is dit een uitrit?
A
Ja
B
Nee
Slide 11 - Quizvraag
Is dit een uitrit?
A
Ja
B
Nee
Slide 12 - Quizvraag
Is dit een uitrit?
A
Ja
B
Nee
Slide 13 - Quizvraag
Is dit een uitrit?
A
Ja
B
Nee
Slide 14 - Quizvraag
Wie heeft er voorrang bij een uitrit?
A
Alle voertuigen
B
Alle fietsers
C
Alle voetgangers
D
Iedereen
Slide 15 - Quizvraag
Voorrang
Iedereen wordt voorgelaten bij een uitrit, dus voetgangers, fietsers en bestuurders van voertuigen.
Iedereen hier ->
Slide 16 - Tekstslide
Wie heeft er voorrang? (jij bent de rode auto)
A
De fietser en de auto
B
Iedereen
C
De voetganger
Slide 17 - Quizvraag
Heeft de auto hier voorrang? (jij bent de fietser)